5.4 Maximale werkdruk
Fig. B
op pagina
147
toont de maximale voordruk. Echter, de
actuele voordruk + de maximale pompdruk (bij nullast), moet
altijd lager zijn dan de waarden vermeld in
pagina 146.
De pompen worden druk-getest bij een druk van 1,5 keer de
waarden vermeld in
Fig. B
op pagina 147.
5.5 Minimaal debiet
Vanwege de kans op oververhitting, de pompen niet inzetten bij
volumestromen lager dan de minimale volumestroom.
Onderstaande curven geven de minimale volumestroom weer als
een percentage van de nominale volumestroom in verhouding tot
de medium temperatuur.
Qmin
[%]
30
20
10
0
40 50 60 70 80 90 100 110 120 t [°C]
Afb. 4 Minimaal debiet
De pomp mag niet tegen een gesloten afsluiter
Voorzichtig
draaien.
5.6 Elektrische gegevens
Zie het typeplaatje van de motor.
5.7 Frequentie van in- en uitschakelingen
Motorvermogen
Maximum aantal starts/uur
[kW]
≤ 2,2
3-4
5,5 - 11
18,5 - 22
5.8 Afmetingen en gewichten
Afmetingen: Zie
Fig. C
op pagina 147.
Gewichten: Zie het label op de verpakking.
5.9 Geluidsbelasting
Zie
Fig. C
op pagina 148.
6. Installatie
De pomp moet op een horizontale, vlakke en solide fundering
gemonteerd worden met behulp van bouten door de gaten in de
voetplaat. Volg onderstaande beschrijving om beschadiging van
de pomp tijdens het installeren te voorkomen.
Stap
1
2
4 x ø
L
B
1
1
L
B
2
2
86
Appendix
op
250
100
50
40
Actie
De richting waarin het medium
door de pomp stroomt, is met
pijlen op het basislichaam van
de pomp aangegeven.
Deze informatie staat vermeld in
Fig. C
op pagina 147:
• de lengtes van poort tot poort
• afmetingen van het basisli-
chaam
• leidingaansluitingen
• diameter en positie van fun-
deringsbouten.
Stap
3
3a
4
5
6
Actie
De pomp kan zowel verticaal als
horizontaal worden geïnstal-
leerd. Echter, de motor mag
nooit lager dan het horizontale
vlak komen te liggen of onder-
steboven worden geïnstalleerd.
De ruimte moet goed geventi-
leerd zijn ten behoeve van de
motorkoeling.
Motoren groter dan 4 kW moe-
ten worden ondersteund.
(Aanvullende steun voor gebruik
op schepen)
Teneinde pompvibraties tot een
minimum te beperken kunnen
extra steunbeugels worden
gemonteerd. De beugels kun-
nen worden aangebracht tussen
de motor of de lantaarn van de
motor en de scheidingswand
van het schip. Monteer de beu-
gel in horizontale positie. U kunt
de trillingen verder beperken
door de beugel te monteren
onder een hoek van 30-40 ° ten
opzichte van de wand.
Om geluid van de pomp te mini-
maliseren, adviseren wij u lei-
dingcompensatoren aan beide
kanten van de pomp te bevesti-
gen. De fundering/installatie
moet worden uitgevoerd zoals
beschreven in paragraaf 6.1.
Plaats afsluiters aan beide kan-
ten van de pomp om te voorko-
men dat het systeem leegloopt
als de pomp verplaatst moet
worden voor reiniging, reparatie
of vervanging.
Bescherm de pomp altijd tegen
terugstroming door middel van
een terugslagklep (voetklep).
Installeer de leidingen zodanig
dat luchtinsluiting wordt verme-
den, vooral aan de zuigzijde van
de pomp.
Plaats een vacuümstop dichtbij
de pomp als de installatie één
van de volgende karakteristie-
ken heeft:
• De persleiding loopt schuin
weg van de pomp.
• Er kan een heveleffect ont-
staan.
• Beveiliging tegen terugstro-
ming van verontreinigde
vloeistoffen is benodigd.