karabijnhaak rechtstreeks in het opvangoog (D-
ring) worden vastgehaakt.
Ook bij verbindingsmiddelen met valdempers in
een lengt van 2 m moet de karabijnhaak direct in
het opvangoog worden opgehangen.
3.3 Gebruik het achterste opvangoog in
de variatie BFD met vast ingenaaid
verbindingsmiddel met geïntegreerde
openscheur-valdemper (Type BFD 3)
Let op:
In deze uitvoering max.toegestaan totaalgewicht
(nominale last) van de persoon 100 KG
Bij de uitvoering var. BFD werd in het achterste
opvangoog een verbindingsmiddel met
openscheur-valdemper type BFD 3 in een
maximale lente van 2 m vast ingenaaid. Dit
verbindingsmiddel met openscheur-valdemper
mag niet worden verlengd of worden
gemanipuleerd.
De karabijnhaak aan het einde van het
verbindingsmiddel wordt rechtstreeks aan het
bevestigingspunt bevestigd.
Als toevoeging bij deze gebruiksaanwijzing
wordt bovendien de gebruiksaanwijzing
verbindingsmiddelen met geïntegreerde
openscheur-valdemper - gekeurd volgens EN
354/355
meegeleverd. Hierbij dienen met name de
gebruiksinstructies in acht te worden genomen!
Wanneer er meelopende opvangtoestellen
worden gebruikt, dan moet de karabijnhaak
direct in het opvangoog (D-ring) worden
vastgehaakt. Het is principieel verboden om het
ingenaaide verbindingsmiddel met openscheur-
valdemper aan het meelopende opvangapparaat
te bevestigen (levensgevaar door te grote
valtrajecten).
3.4 Gebruik van de houderogen aan de
zijkant
De beide houderogen aan de zijkant mogen
uitsluitend voor de arbeidspositionering
(houderfunctie) worden gebruikt, hierbij dient het
verbindingsmiddel voor houderriemen volgens
EN 358 principieel met 2 strengen te worden
bevestigd en zo nauw te worden ingesteld dat
een vrije val van de gebruiker onmogelijk is. Het
bevestigingspunt in de houderfunctie moet zich
boven de taille bevinden. Het verbindingsmiddel
voor houderriemen moet bovendien strak
gehouden zijn en de vrije beweging dient tot
0,60 m te worden begrensd. Tijdens het gebruik
bij het werk dienen de instelvoorzieningen en
verbindingselementen regelmatig te worden
gecontroleerd.
Belangrijk:
Als er zakbanden/ -ogen aan het ruggedeelte
vastgenaaid zijn, dan zijn deze alleen voor het
18
vasthaken van een gereedschapstas of van een
gereedschapszak toegestaan. In geen geval
mag hier een verbindingsmiddel of iets
dergelijks worden bevestigd.
Misbruik van de houderogen aan de zijkant
door hangen of zitten in de riem leidt
onvermijdelijk tot beschadigingen en is
daarom niet toegestaan.
3.5 Gebruik van het klim-beschermoog
Let op:
In deze uitvoering max.toegestaan totaalgewicht
(nominale last) van de persoon 100 KG
De opvangriemen in de variante met de
benaming „S" zijn uitgerust met een klim-
beschermoog aan de buikriem en kunnen
daarom ook in samenhang met een klim-
bescherminrichting volgens EN 353-1 worden
gebruikt.
Hierbij dient erop te worden gelet dat de
klim-beschermogen (D-ring) zich altijd in het
midden voor de buik bevinden.
3.6. Gebruik van de reddingsogen
Mocht de opvangriem (variant D) met twee
reddingsogen op de schouderriemen uitgerust
zijn, dan dienen deze principieel slechts met een
twin-verbindingsmiddel volgens EN 354 voor het
redden van personen te worden gebruikt.
Deze beide reddingsogen mogen nooit als
valbeveiliging worden gebruikt.
4. Reiniging en controle
Na het einde van het werk dient de uitrusting
van verontreinigingen te worden ontdaan. Dit
verhoogt de levensduur van dergelijke
persoonlijke beschermuitrustingen, evenals uw
veiligheid. Reinigen met warm water tot 30°C en
een fijnwasmiddel, uitsluitend in de schaduw
drogen. Schone riemen gaan langer mee.
Metalen beslagen dienen regelmatig met een
oliehoudende doek te worden ingewreven (zie
WD 40).
5. Bewaring
De bewaring dient in droge toestand in een
afgesloten metalen koffer of pvc-zak te
geschieden (luchtig en beschermd tegen
rechtstreeks zonlicht).
6. Controles
Mochten er twijfels aan een veilig gebruik
bestaan, of de uitrusting door een val te zwaar
worden belast, dan moet de gehele uitrusting