laadbegrenzing en mogelijke fouten weer door
middel van verschillende kleuren, lampjes en
knipperen.
f Zie het hoofdstuk "Statusweergaven en
foutmeldingen van de bedieningseenheid" op
pagina 138.
Opladen
Elektrische schok, brand
GEVAAR
Stroomstoten en brand kunnen ernstige of zelfs
dodelijke verwondingen veroorzaken.
e Houd u bij het laden aan de voorgeschreven
volgorde.
e Verwijder de voertuigkabel niet tijdens het laden
uit de oplaadaansluiting (voertuigzijde).
Beëindig het laadproces voordat de voertuigkabel
uit de oplaadaansluiting (voertuigzijde) wordt
getrokken.
e Trek de lader niet tijdens het laden uit het
stopcontact.
e De controlelampjes A – C geven mogelijke
defecten weer door middel van verschillende
kleuren, lampjes en knipperen.
f Zie het hoofdstuk "Statusweergaven en
foutmeldingen van de bedieningseenheid" op
pagina 138.
Laadproces starten
1. Steek de netsteker in het stopcontact.
Alle controlelampjes lichten kort rood op.
2. Steek de oplaadsteker (voertuigzijde) in de
oplaadaansluiting (voertuigzijde).
Het controlelampje van de aan/uit-toets
geel op.
Na een succesvolle zelftest lichten alle
controlelampjes gedurende 2 seconden groen op.
Voor informatie over het aansluiten van de
voertuigkabel op de oplaadaansluiting
(voertuigzijde):
f Lees de gebruiksaanwijzing van het voertuig.
3. Het laadproces start automatisch.
Het controlelampje van de aan/uit-toets
pulseert groen.
Het laadproces wordt nu door het voertuig
aangestuurd. De oplaadstatus kan in het voertuig
worden afgelezen.
Laadstroombegrenzing
De bedieningseenheid herkent automatisch de
spanning en de beschikbare stroomsterkte.
Via de laadstroombegrenzing kunt u instellen of er
met volledig of half laadvermogen wordt opgeladen
(100% of 50%). De laatst ingestelde laadstroom
wordt opgeslagen.
Bij het leveren wordt de laadstroom tot 50% beperkt
om te voorkomen dat de elektrische installatie
oververhit raakt.
Begrenzing van laadstroom instellen
e Druk de aan/uit-toets
in.
Als de laadstroombegrenzing is ingesteld,
knipperen de controlelampjes B één keer groen.
De ingestelde waarde (50% of 100%) wordt links
of rechts van de aan/uit-toets
licht
Aardingsbewaking
Als de lader zonder actieve aardingsbewaking wordt
gebruikt, kan dit kortsluiting, elektrische schokken,
explosies, brand of brandwonden veroorzaken.
e Gebruik de lader bij voorkeur met stroomnetten
die zijn geaard.
e Deactiveer de aardingsbewaking alleen bij niet-
geaarde stroomnetten (bijv. IT-netten).
e Activeer de aardingsbewaking bij geaarde
stroomnetten.
f Zie het hoofdstuk "Aardingsbewaking
activeren" op pagina 136.
Aardingsbewaking deactiveren
b De aardingsbewaking heeft het laadproces
onderbroken.
b Op de bedieningseenheid wordt een foutmelding
voor een onderbroken of afwezige aarding
weergegeven:
ten minste 2 seconden
Aan/uit licht rood op.
Reset is uit.
weergegeven.
1. Druk de aan/uit-toets
Wanneer het controlelampje bedieningseenheid
6 keer heeft geknipperd, laat u de toetsen los.
2. Druk na 1 seconden de aan/uit-toets
resettoets
controlelampje bedieningseenheid
heeft geknipperd, laat u de toetsen los.
Gebruiksaanwijzing
Elektrische schok,
GEVAAR
kortsluiting, brand,
explosie, vuur
Stroomnet/huisaansluiting licht rood op.
Voertuig licht rood op.
Bedieningseenheid is uit.
en de resettoets
en de
opnieuw in. Wanneer het
6 keer
DE
EN
FR
IT
ES
PT
NL
SV
FI
DA
NO
EL
CZ
HU
PL
HR
SR
SK
SL
in.
ET
LT
LV
RO
BG
MK
135