Enerpac GT Serie Hoja De Instrucciones página 64

Tensores hidráulicos
Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 46
Figuur 10, Druk vrijgegeven nadat de moer naar
beneden is gedraaid
Figuur 11, De trekker met schroefdraad naar beneden draaien
(zoals vereist)
bepaald in stap 3. Voortdurend de voorspancilinderslag
en de hydraulische druk observeren wanneer druk wordt
uitgevoerd.
6.
Wanneer de berekende hydraulische druk is bereikt, de
pomp stoppen. Controleer de oliemanometer opnieuw
nadat de pomp is gestopt. Zorg ervoor dat de druk stabiel is
(niet verhoogt of verlaagt). Schroefdraden kunnen zichtbaar
worden tussen de moer en het afdichtingsoppervlak op elke
voorspancilinder. Zie Figuur 7.
7.
Terwijl de druk constant wordt gehouden, een wringstaaf
gebruiken om de eerste ring en moer met de hand naar beneden
te draaien. Doorgaan met spannen tot de moer stevig sluit tegen
het afdichtingsoppervlak. Zie Figuren 8 en 9.
8.
Herhaal stap 7 voor alle resterende bouten in het circuit.
9.
Ontlast
de
hydraulische
ontlastingsventiel (retour-naar-tank) LANGZAAM te openen.
Controleer of de oliemanometer nul (0) bar/psi aanduidt. Zie
Figuur 10.
10. Controleer de zuigerslag. Indien nodig, draai de trekker met
PRESSURE
RELEASE
OPEN
0
PRESSURE
RELEASE
OPEN
0
druk
door
het
pompdruk
schroefdraad naar beneden zodat de zuiger volledig wordt
teruggetrokken in de voorspancilinderbehuizing. Zie Figuur 11.
11. Herhaal de stappen 4 tot en met 10 een tweede keer.
12. Herhaal de stappen 4 tot en met 10 een derde keer.
13. Als een optionele controle, de hydraulische druk een vierde
keer toepassen en opnieuw proberen om de moeren aan te
draaien.
• Als de moeren niet kunnen worden aangedraaid, dan is het
spannen voltooid. Ontlast de hydraulische druk. Ga naar
stap 14.
• Als de moeren nog kunnen worden aangedraaid, herhaal
de stappen 4 tot en met 10 totdat er geen beweging meer
wordt verkregen. Echter, voorzichtigheid moet in acht
worden genomen omdat buitensporige beweging erop kan
wijzen dat er een probleem is met de afdichting.
14. Controleer of de oliemanometer nul (0) bar/psi aanduidt. Als er
druk bestaat, ontlast de hydraulische druk door het pompdruk
ontlastingsventiel (retour-naar-tank) LANGZAAM te openen.
15. Draai de trekkers met schroefdraad naar beneden tot
de zuigers volledig worden teruggetrokken. Ontkoppel
de hydraulische slangen en installeer een stofkap (niet
afgebeeld) boven elke losgekoppelde koppeling. Verwijder
de voorspancilinders van de bouten.
7.2 Spanningsinstructies - 50% dekking
(spanner geïnstalleerd op elke tweede bout)
BELANGRIJK: lees de voorzorgsmaatregelen en instructies aan
het begin van Sectie 7.0 vooraleer de volgende stappen te starten.
Raadpleeg ook de veiligheidsinformatie in de Secties 2.1 en 2.2.
1.
Zorg ervoor dat de dichting correct is uitgelijnd.
2.
Afwisselend elke bout nummer "1" en "2" nummeren voor
toekomstige referentie.
3.
Monteer de voorspancilinder(s) op de boute(n) met de
aanduiding "1" en sluit de hydraulische slangen aan. Zie fi guur
12 voor typische voorspancilinderopstelling. Raadpleeg
ook Secties 6.1 en 6.2 voor aanvullende instructies over
voorspancilinderinstallatie en verbinding.
4.
Bepaal de "eerste stand" druk "A"-waarde. Deze waarde
moet worden berekend door een gekwalifi ceerde ingenieur
met ervaring in boutbevestiging.
Opmerking: de druk "A"-waarde gebruikt om de bouten
gemarkeerd met "1" te spannen is meestal hoger dan de druk
"B"-waarde gebruikt later om de bouten gemarkeerd met "2"
vast te draaien. Hiermee worden extra lastverliezen toegestaan
die kunnen optreden bij het uitvoeren van minder dan 100%
dekking aan spanning.
5.
Bedien de pomp en voer de druk op de voorspancilinders op
tot ongeveer 70 bar [1000 PSI]. Controleer op olielekken.
6.
Als er geen lekken worden gevonden, de pomp opnieuw
starten en de voorspancilinders onder druk zetten tot
de "eerste stand" druk "A"-waarde bepaald in stap 4.
Voortdurend de voorspancilinderslag en de hydraulische
druk observeren wanneer druk wordt uitgevoerd.
7.
Wanneer de "eerste stand" druk "A" is bereikt, de pomp
stoppen. Controleer de oliemanometer opnieuw nadat de
pomp is gestopt. Zorg ervoor dat de druk stabiel is (niet
verhoogt of verlaagt). Schroefdraden kunnen zichtbaar
worden tussen de moer en het afdichtingsoppervlak op elke
voorspancilinder. Zie Figuur 7.
8.
Terwijl de druk constant wordt gehouden, een wringstaaf
gebruiken om de eerste ring en moer met de hand naar beneden
64

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

Gt1Gt2Gt3Gt4Gt5Gt6

Tabla de contenido