Onderhoud en verzorging
5. Vervang het filterelement en monteer het fil-
terdeksel weer.
7.2
Olie verversen (06)
Het oliepeil regelmatig controleren. Het oliepeil
elke 5 bedrijfsuren of dagelijks voor het starten
van de motor controleren.
WAARSCHUWING!
Brand- en explosiegevaar
Wanneer brandstof ontsnapt ontstaat
een explosief benzine-luchtmengsel.
Door een ondeskundige omgang met
brandstoffen kunnen deze ontsteken,
exploderen en ontbranden, wat tot
zwaar letsel en zelfs sterfgevallen kan
leiden.
■
Leeg de brandstoftank, voordat u de
olie aftapt.
OPMERKING
Neem contact op met onze klantenser-
vice als u niet in staat bent zelf werk-
zaamheden uit te voeren.
OPMERKING
De olie-inhoud voor de motor AL-KO Pro
225 bedraagt maximaal 0,5 l.
OPMERKING
■
Verouderde olie aftappen terwijl de
motor warm is. Warme olie stroomt
sneller en in zijn geheel uit.
■
Voer de afgewerkte olie af conform
de milieuvoorschriften!
1. Om de brandstoftank leeg te maken: Laat de
motor draaien totdat deze vanzelf stopt.
Of tap de brandstof af.
2. Trek de bougiedop (04/1) los.
3. Plaats een opvangbak (06/1) voor de afge-
werkte olie onder de motor.
4. Schroef de oliepeilstok (06/2) uit de vulope-
ning en veeg deze schoon.
5. Draai de aftapplug (06/3) uit de motor.
6. Laat alle olie uitstromen in de opvangbak.
7. Schroef de aftapplug weer in de motor. Con-
troleer of de afdichting correct geplaatst is.
Draai de aftapplug stevig vast.
8. Giet de verse olie door de opening voor de
peilstok in de motor zie Hoofdstuk 4.2.1 "(vul-
len met motorolie (02))", pagina 34. Gebruik
493401_a
hiervoor een trechter (niet inbegrepen in de
leveringsomvang van de motor).
9. Oliepeilstok erin steken tot aan de aanslag,
erin schroeven en vervolgens naar buiten
trekken. Controleer of het oliepeil de MAX-
markering (06/4) bereikt.
10. Steek de oliepeilstok weer in de motor en
schroef deze stevig vast.
11. Veeg eventueel gemorste olie weg.
7.3
Motor en geluiddemper reinigen (07)
WAARSCHUWING!
Brandgevaar door vreemde voorwer-
pen
Vreemde voorwerpen op de motor kun-
nen de gazontrekker in brand zetten.
Een brand kan ernstig letsel en zelfs de
dood tot gevolg hebben.
■
Verwijder brandbare vreemde voor-
werpen (bijv. gras, bladeren, vet)
van de motor, vooral in de gebieden
rondom de uitlaat en de cilinder.
■
Controleer en reinig de gebieden
rond de uitlaat en de cilinder regel-
matig.
LET OP!
Gevaar door water
Binnendringend water (ontstekingsinstal-
latie, carburateur...) kan tot storingen lei-
den.
■
Spuit de motor niet af met water.
1. Laat de motor afkoelen voordat u met het rei-
nigen begint.
2. Verwijder met regelmaat het vuil van de mo-
tor met behulp van een poetsdoek of borstel.
3. Verwijder alle afvalstoffen en vuilresten van
de geluiddemper en de beschermkap hier-
van, met behulp van perslucht.
4. Het koelsysteem reinigen:
■
Verwijder verstoppingen uit de openingen
voor koellucht (07/1).
■
Om oververhitting te voorkomen eventu-
eel ook de binnenste koelribben en op-
pervlakken reinigen.
5. Wis kunststofdelen af met een vochtige
spons (07/2) met reinigingsmiddel.
7.4
Luchtfilter reinigen (08)
1. Reinig het gebied rondom het filterdeksel.
37