01
Houd de toets "Set" circa 3 seconden ingedrukt;
02
Laat de toets los wanneer de Led "L1" begint te knipperen;
Druk op de toets "" of "" om de knipperende Led te verplaatsen op de Led die de "ingangsled" is van de te wijzigen
03
parameter;
04
Houd de toets "Set" ingedrukt tot punt 06 is afgewerkt;
05
Wacht circa 3 seconden totdat de Led gaat branden die het actuele niveau van de te wijzigen parameter vertegenwoordigt;
06
Druk op de toets "" of "" om de Led, die de parameterwaarde vertegenwoordigt, te verplaatsen;
07
Laat de toets "Set" los;
08
Wacht 10 seconden (maximumtijd) om de programmering af te sluiten.
Opmerking – Om meerdere parameters te programmeren dient u gedurende de procedure de handelingen van punt 03 tot punt 07 gedurende de fase zelf
te herhalen.
vleugels te beoordelen en te controleren op eventuele montage- of instelfou-
ten of de aanwezigheid van wrijvingspunten.
5 Controleer alle veiligheidsinrichtingen één voor één om te zien of ze correct
werken (fotocellen, contactlijsten etc.). Wanneer een inrichting in werking
treedt, zal de Led "BLUEBUS", op de besturingseenheid, 2 maal snel knip-
peren om te bevestiging dat de herkenning heeft plaatsgevonden.
6 Indien men de gevarensituaties, veroorzaakt door de beweging van de vleu-
gels, heeft beveiligd door middel van beperking van de stootkracht, dient de
kracht te worden gemeten in overeenstemming met de norm EN 12445 en
dient men eventueel, als de controle van de "kracht van de reductiemotor"
gebruikt wordt als hulp voor het systeem voor de reductie van de stoot-
kracht, uit te proberen welke afstelling de beste resultaten geeft.
4.2 - Inbedrijfstelling
Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fasen van de eind-
test met succes zijn afgesloten.
1 Maak een technisch dossier van de automatisering, dat de volgende docu-
menten moet omvatten: een overzichtstekening van de automatisering, het
schema van de tot stand gebrachte elektrische aansluitingen, de risicoana-
lyse en de toegepaste oplossingen, de verklaring van overeenstemming van
de fabrikant van alle gebruikte inrichtingen en de door de installateur ingevul-
de verklaring van overeenstemming.
2 Breng een plaatje op de poort aan met daarop tenminste de volgende ge-
gevens: type automatisering, naam en adres van de fabrikant (verantwoor-
delijk voor de "inbedrijfstelling"), serienummer, bouwjaar en "CE"-keurmerk.
3 Stel de verklaring van overeenstemming van de automatisering op en over-
handig deze aan de eigenaar van de automatisering.
4 Stel de "Gebruikshandleiding" van de automatisering op en overhandig
deze aan de eigenaar van de automatisering.
5 Stel het "Onderhoudsplan"op en overhandig dit aan de eigenaar van de
automatisering. Dit plan bevat alle onderhoudsvoorschriften voor alle inrich-
tingen van de automatisering.
6 Alvorens de automatisering in bedrijf te stellen, dient u de eigenaar afdoende
te informeren over de gevaren en restrisico's die nog aanwezig zijn.
Voor alle vermelde documentatie stelt Nice, via haar technische assistentie-
dienst, ter beschikking: instructiehandleidingen, gidsen en vooringevulde for-
mulieren. Zie ook op: www.nice-service.com
5
PROGRAMMERING
Op de besturingseenheid zitten 3 toetsen: OPEN (), STOP (SET), CLOSE
(). Deze toetsen kunnen zowel gebruikt worden om de besturingseenheid te
bedienen gedurende de testfasen, als om de beschikbare functies te program-
meren.
De beschikbare programmeerbare functies kennen 2 niveaus en de werkings-
status ervan wordt aangegeven door de 8 Led's (L1 ... L8) op de besturing-
seenheid (Led aan = functie actief; Led uit = functie niet actief).
De programmeertoetsen gebruiken:
OPEN (): – toets voor het aansturen van de openingsbeweging van de poort;
– selectietoets in programmeerfase.
STOP/SET: toets voor het onderbreken van een manoeuvre; als hij meer dan 5
seconden ingedrukt wordt gehouden, activeert hij de programmeerfase.
TABEL 8 - Procedure voor programmering tweede niveau
CLOSE (): – toets voor het aansturen van de sluitbeweging van de poort; –
selectietoets in programmeerfase.
5.1 - Programmering eerste niveau (ON-OFF)
Alle functies van het eerste niveau zijn in de fabriek ingesteld op "OFF" en kun-
nen op elk gewenst moment gewijzigd worden. Om de verschillende functies te
controleren, zie Tabel 5. Voor de programmeerprocedure, zie Tabel 6.
BELANGRIJK – De programmeerprocedure kent een tijd van maximaal 10
seconden tussen het indrukken van de ene en de andere toets. Nadat deze tijd
verstreken is, wordt de procedure automatisch afgesloten, waarbij de tot op
dat moment aangebrachte wijzigingen worden opgeslagen.
5.2 - Programmering tweede niveau (instelbare parameters)
Alle parameters van het tweede niveau zijn in de fabriek ingesteld zoals in de
kleur grijs is aangegeven in Tabel 7 en kunnen op elk gewenst moment wor-
den gewijzigd door te werk te gaan zoals beschreven in Tabel 8.
De parameters kunnen worden ingesteld op een waarde tussen 1 en 8; om te
controleren welke waarde bij elk van de Led's hoort, raadpleegt u de Tabel 8.
BELANGRIJK – De programmeerprocedure kent een tijd van maximaal 10
seconden tussen het indrukken van de ene en de andere toets. Nadat deze tijd
verstreken is, wordt de procedure automatisch afgesloten, waarbij de tot op
dat moment aangebrachte wijzigingen worden opgeslagen.
5.3 - Speciale functies
5.3.1 - Functie: "Functioneer in elk geval"
Deze functie maakt het mogelijk de automatisering ook te laten werken wan-
neer er een veiligheidsinrichting niet correct werkt of buiten gebruik is.
De automatisering kan worden bediend in de modus "persoon aanwezig", ga
hiervoor als volgt te werk:
01. Stuur een instructie om de poort in werking te stellen, met een zender of
een sleutelschakelaar etc. Als alles goed is zal de poort normaal bewegen,
als dit niet zo is gaat u als volgt te werk:
02. binnen 3 seconden de instructie opnieuw activeren en actief houden;
03. na ongeveer 2 seconden zal de poort de vereiste manoeuvre uitvoeren in
de modus met "persoon aanwezig"; d.w.z. de poort zal alleen blijven
bewegen zo lang de instructie gegeven wordt.
Wanneer de veiligheidsinrichtingen niet werken, zal het knipperlicht knipperen
om aan te geven wat voor probleem er is (zie hoofdstuk 6 - Tabel 10).
5.3.2 - Functie: "Onderhoudswaarschuwing"
Deze functie signaleert wanneer er onderhoud aan de automatisering moet
worden verricht. De signalering van de onderhoudswaarschuwing geschiedt
via een lamp die verbonden is met de uitgang S.C.A. wanneer deze uitgang
geprogrammeerd is als "Lampje onderhoud". De verschillende signaleringen
van het verklikkerlampje zijn vermeld in Tabel 9.
Om de limietwaarde voor het aantal manoeuvres tussen onderhoudsbeurten te
programmeren, zie Tabel 8.
5.4 - Wissen van het geheugen
Om het geheugen van de besturingseenheid te wissen en alle fabrieksinstellin-
gen te herstellen, gaat u als volgt te werk: de toetsen "" en "" indrukken en
vasthouden totdat de Led's L1 en L2 be ginnen te knipperen.
3 s
SET
L1
SET
/
SET
/
SET
10 s
Nederlands – 7