Als het maximale motortoerental wordt overschreden, kan de
generator beschadigd raken en kunnen bedieners van het ap-
paraat gewond raken.
De generator mag niet worden opgeslagen of gebruikt in een
vochtige of elektrisch geleidende omgeving (bijv. geplaatst op
metalen oppervlakken).
Stel de generator niet bloot aan neerslag. Gebruik geen gene-
rator die is blootgesteld aan neerslag.
De generator is niet bedoeld voor gebruik in een potentieel ont-
vlambare of explosieve omgeving.
De gassen en uitlaatgassen zijn heet genoeg om bepaalde ma-
terialen te ontsteken. Gebruik de generator niet in de buurt van
brandbare materialen.
De generator mag niet worden gebruikt als er beschadigde of
vernielde onderdelen worden opgemerkt.
Laat de generator niet zonder toezicht of onder de zorg van
minderjarigen of personen die niet zijn getraind in de bediening
van het apparaat werken.
Als het volgende wordt opgemerkt, moet de generator onmid-
dellijk worden uitgeschakeld:
- veranderingen in het motortoerental,
- oververhitting van de op de generator aangesloten apparaten,
- vonken,
- uit het toestel komen rook of vlammen,
- ongewenste trillingen.
Het brandstoftoevoersysteem moet periodiek worden gecontro-
leerd. Laat het apparaat bij lekkage repareren door een geauto-
riseerd servicecentrum.
Wacht tot de motor van het apparaat het nominale toerental
heeft bereikt voordat u elektrische apparatuur aansluit.
Alle reparaties moeten worden uitgevoerd in het geautoriseer-
de servicecentrum van de fabrikant.
Zorg ervoor dat er geen brandstof opraakt terwijl de motor
draait!
De ventilatie-ingangen en -uitgangen niet afdekken. Zelfs als
de generator niet draait.
Voordat de generator wordt getransporteerd, moet de brand-
stoftank worden geleegd.
VOORBEREIDINGEN OP HET GEBRUIK
LET OP! De procedure voor de controle van de generator moet
vóór elke inbedrijfstelling worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING! De generator wordt geleverd met slechts
een kleine hoeveelheid olie in de versnellingsbak. Voordat de
generator voor de eerste keer kan worden gestart, moet de olie
worden bijgevuld. Oliepeil regelmatig controleren en indien no-
dig bijvullen. Het starten van de generator zonder olie of met te
weinig olie in de versnellingsbak leidt tot onherstelbare schade
aan de motor.
Oliepeil controleren
Schroef de olievuldop los. De stekker heeft een metende bajo-
net.
Het oliepeil moet zich tussen de boven- en ondergrens van het
geselecteerde bajonetgebied bevinden. Vul zo nodig olie bij tot
het op de fi guur aangegeven peil (II).
Voor viertakt-verbrandingsmotoren met de in de tabel met tech-
nische gegevens vermelde viscositeitsklasse wordt olie van
goede kwaliteit gebruikt.
O O R S P R O N K E L I J K E
92
NL
Sluit het olievulgat door de plug in te draaien.
Let op! Bij het bijvullen van de olie moet de generator op een
vlakke ondergrond worden geplaatst. Als de generator is ge-
kanteld, plaatst u hem op een vlakke ondergrond en wacht u
ten minste 30 minuten tot het oliepeil is gestabiliseerd.
Let op! Voor het bijvullen van de olie raden wij het gebruik van
een mondstuk en/of trechter aan. Hierdoor wordt het risico op
olielekken verkleind. In geval van morsen dient u het olieresten
zorgvuldig te reinigen voordat u de generator start.
Let op! De generator is uitgerust met een oliepeilsensor waar-
door de mechanische motor niet kan starten als het oliepeil in
de tank te laag is. Als de generator niet start, moet het oliepeil
worden gecontroleerd.
Bijtanken van de brandstof
Aanbevolen brandstof, loodvrije benzine, octaangetal hoger
dan 93.
Gebruik brandstof en olie die vrij zijn van alle verontreinigingen
en ontworpen zijn voor viertaktmotoren. Het wordt aanbevolen
om producten van hoge kwaliteit te gebruiken. Dit verlengt de
levensduur van de motor.
Vul de brandstoftank niet boven de markeerlijn voor volle tank.
Laat een vrije ruimte tussen het brandstofoppervlak en de bo-
venkant van de brandstoftank.
Voor het bijvullen van de brandstof raden wij het gebruik van
een mondstuk en/of trechter aan. Hierdoor wordt het risico op
morsen verkleind. Als er tijdens het bijvullen gemorst wordt,
moet het gemorste product vóór de inbedrijfstelling van de ge-
nerator grondig worden weggeveegd.
Roken is verboden tijdens het tanken.
Draai de vuldop tegen de wijzers van de klok in en verwijder
hem uit de vulopening. Het deksel heeft twee uitsteeksels, die
tegelijkertijd in de twee inkepingen in de fl ens van de brand-
stofvulopening moeten geraken (III). Het sluiten gebeurt door
het deksel met de wijzers van de klok mee tot aan de aanslag
te draaien. Alleen op deze manier kan de tankdop worden aan-
gebracht of verwijderd.
In de brandstoftank is een brandstoffi lter (IV) aangebracht dat
dient om een deel van de mechanische verontreinigingen die
in de brandstof aanwezig kunnen zijn, tegen te houden. Vul het
reservoir altijd met het ingebouwde vulfi lter.
De inhoud van de brandstoftank is vermeld in de tabel. De tank
is uitgerust met een mechanische brandstofpeilindicator (V).
Indien de indicator zich dicht bij de E-markering bevindt, is het
reservoir leeg. Indien de indicator zich dicht bij de F-markering
bevindt, is het reservoir vol.
Aarding van de generator
Sluit de kabel tussen het aardingssysteem en de generator
aan op het gemarkeerde punt op de generator. De generator
moet op een aardingssysteem worden aangesloten door een
persoon met de juiste elektrische kwalifi caties.
Montage van wielen en handgrepen
Het generatorframe is aangepast voor de montage van wielen
en beugels. Ze zijn niet nodig voor een goede werking van de
generator, maar vergemakkelijken het transport van de gene-
rator over korte afstanden. Begin met het bevestigen van de
wielassen met de moeren (VI), plaats de afstandshulzen op
de generatoras en vervolgens het wiel en bevestig het op de
I N S T R U C T I E S