(Vertaling van de originele
gebruiksaanwijzingen)
Ontgrendelen:
1. Trap het pedaal (11:B) volledig in en laat het
weer los.
6.5
BEDRIJFSREM-AANDRIJVING (13:E)
Als de machine niet remt zoals verwacht als het
pedaal wordt losgelaten, moet het linkerpedaal
(11:B) als noodrem worden gebruikt.
Het pedaal regelt de versnelling tussen de motor
en de wielen (= de snelheid).
Pedaal voorwaarts, – de machine gaat
vooruit.
Pedaal onbelast – de machine staat
stil.
Pedaal achterwaarts – de machine rijdt
achteruit.
Minder druk op het pedaal – de machine remt.
Op het bovenste gedeelte van het pedaal bevindt
zich een plaat die kan worden afgesteld om te
worden aangepast aan de voet van de bestuurder.
Als de machine niet remt zoals verwacht
als het pedaal wordt losgelaten, moet
het linker pedaal (11:B) als noodrem
worden gebruikt.
6.6
STUURWIEL (indien aanwezig) (13:H)
De hoogte van het stuur is volledig instelbaar.
Draai de instelknop (13:D) op de stuurkolom los
en stel het stuur op de gewenste stand in. Draai de
knop weer vast.
Verstel het stuur nooit tijdens het rijden.
Draai nooit aan het stuur als de machi-
ne stilstaat en het gereedschap in de
werkstand staat. De kans bestaat dat
het
stuurbekrachtigingmechanisme
wordt overbelast.
6.7
GAS- EN CHOKEHENDEL (indien voor-
zien) (12:D: 13:C)
Hendel om de snelheid te regelen en om te cho-
ken bij een koude start.
Als
de
motor
(schommelend toerental), is het moge-
lijk dat de bedieningshendel teveel naar
voren staat zodat de choke geactiveerd
wordt. Dit beschadigt de motor, verho-
ogt het brandstofgebruik en is schade-
lijk voor het milieu.
NEDERLANDS
onregelmatig
loopt
Choke - voor het starten van een koude
motor.. Gebruik deze stand niet als de
motor warm is.
Vol gas - bij gebruik van de machine altijd
vol gas geven. Om de gashendel op vol gas
te zetten, zet u de hendel ongeveer 2 cm
achter de chokestand
Stationair.
Sommige modellen zijn voorzien van
een systeem dat automatisch de posi-
tie van de choke in de carburator con-
troleert tijdens de inschakeling van de
motor en de verwarming.
6.8
CONTACTSLOT (12:C, 13:B)
Het contactslot wordt gebruikt om de motor te
starten en uit te schakelen.
Wanneer u de bestuurdersplaats ver-
laat, de sleutel niet in de stand 2 laten
staan. Er is dan brandgevaar omdat
brandstof in de motor kan lopen via de
carburateur en de accu kan ontladen en
worden beschadigd.
De drie standen van de sleutel:
1. Stopstand - de motor is kortgesloten. De
sleutel kan verwijderd worden.
2. Rijstand.
.
3. Startstand - wanneer u de sleutel in
deze stand draait wordt de startmotor ge-
activeerd. Laat de sleutel teruggaan naar
rijstand 2 wanneer de motor gestart is.
6.9
Versnellingspook mod.: [Gear] (12:B)
Hendel voor selectie van één van de vijf versnel-
lingen (1-2-3-4-5), de neutrale stand (N) en de
achteruit (R).
Om te schakelen dient u het koppelingspedaal
geheel in te trappen.
LET OP! Alvorens van de achteruitver-
snelling in een vooruitversnelling te
schakelen en omgekeerd, de machine
eerst tot stilstand laten komen. Als de
versnelling niet kan worden ingescha-
keld, het koppelingspedaal loslaten en
vervolgens weer intrappen. Probeer de
versnelling nu opnieuw in te schakelen.
De versnellingsbak nooit forceren.
NL
15