2.2 Toepassingen
SL1.50,65 pompen zijn ontworpen voor het verpom-
pen van deze vloeistoffen:
•
grote hoeveelheden drainage- en oppervlaktewa-
ter
•
huishoudelijk afvalwater met afvoer van toiletten
•
afvalwater uit commerciële gebouwen zonder
afvoer van toiletten
•
slib-bevattend industrieel afvalwater
•
industrieel proceswater.
SLV.65,65 pompen zijn ontworpen voor het verpom-
pen van deze vloeistoffen:
•
oppervlaktewater met schurende deeltjes
•
gemeentelijk rioolwater
•
afvalwater uit commerciële gebouwen
•
slib- of vezelbevattend industrieel afvalwater.
Vanwege het compacte ontwerp zijn de pompen
geschikt voor zowel tijdelijke als permanente opstel-
ling.
De pompen kunnen worden opgesteld op een voet-
bocht, of vrijstaand op de bodem van een put.
2.3 Bedrijfscondities
De SL1 en SLV AUTO
ADAPT
voor bedrijf met tussenpozen (S3). Bij volledige
onderdompeling kunnen de pompen ook continu
draaien (S1). Zie paragraaf
Installatiediepte
Maximaal 10 meter onder het vloeistofniveau.
Bedrijfsdruk
Maximaal 6 bar.
Aantal inschakelingen per uur
Maximaal 30.
pH waarde
Pompen in permanente opstellingen kunnen worden
gebruikt voor het verpompen van vloeistoffen met
een pH-waarde tussen 4 en 10.
Vloeistoftemperatuur
0-40 °C.
Gedurende korte perioden (maximaal 10 minuten) is
een temperatuur van maximaal 60 °C toegestaan
(geldt alleen voor standaardversies).
Waarschuwing
Explosieveilige pompen mogen geen vloei-
stoffen verpompen met een temperatuur
hoger dan 40 °C.
Dichtheid van de verpompte vloeistof
3
Maximaal 1000 kg/m
.
Bekijk Grundfos Product Center op
www.grundfos.com of neem contact op met Grundfos
in geval van hogere waarden.
322
pompen zijn bedoeld
10.2
Bedrijfsmodi.
3. Aflevering en transport
De pomp kan verticaal of horizontaal worden
getransporteerd en opgeslagen. Zorg ervoor dat de
pomp niet kan omvallen of omrollen.
Controleer of de beschermkap van de niveausensor
tijdens transport niet beschadigd is. Zie afb.
7). Neem contact op met Grundfos als de bescherm-
kap defect is.
3.1 Transport
Alle hijsapparatuur moet worden beoordeeld voor
het doel en gecontroleerd worden op schade voordat
er een poging wordt gedaan de pomp op te tillen. De
capaciteit van de hijsapparatuur mag onder geen
beding worden overschreden. Het gewicht van de
pomp staat vermeld op het typeplaatje van de pomp.
Waarschuwing
Hijs de pomp altijd met behulp van de hijs-
beugel of met een vorkheftruck wanneer
de pomp op een pallet is geplaatst. De
pomp nooit hijsen door middel van de
motorkabel of slang/pijp.
De in polyurethaan gegoten stekker voorkomt dat
water in de motor kan komen via de motorkabel.
3.2 Opslag
Indien de pomp gedurende langere tijd wordt opge-
slagen, dient te worden gezorgd voor bescherming
tegen vocht, hitte en temperaturen onder -25 °C.
Na een lange opslagperiode dient de pomp te wor-
den geïnspecteerd alvorens in bedrijf te worden
genomen. Zorg ervoor dat de waaier vrij kan draaien.
Let speciaal op de asafdichting, kabeldoorvoer en
sensoren.
3.3 Ophijsen
Bij het ophijsen van de pomp moet u het juiste hijs-
punt gebruiken om de pomp in balans te houden.
Breng de haak van de hefketting aan in punt A voor
installaties met automatische koppeling en in punt B
voor andere installaties. Zie afb. 3.
Afb. 3
Hijspunten
1
(pos.