Achterfietsdrager op de auto bevestigen
G
WAARSCHUWING
Controleer bij iedere montage, vóór iedere rit en ook gedurende
langere reizen of alle vergrendelingen, houders en riemen van de
achterfietsdrager stevig vastzitten en trek ze desgewenst aan. De
bevestigingen zouden los kunnen raken, waardoor de
achterfietsdrager samen met de gemonteerde fietsen van de auto los
kan komen, waardoor u of andere personen letsel kunnen oplopen
en/of materiële schade, ook aan de auto, kan worden veroorzaakt.
Controleer bovendien de verlichting op de juiste werking. Herhaal
deze controles, afhankelijk van de staat van het wegdek, met
regelmatige intervallen, in ieder geval uiterlijk na 2500 km
continugebruik. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Attentie!
Maak de kogelkop schoon en ontvet deze voor de montage van de
achterfietsdrager.
3
19
1. De spanhendel (16) met de sleutel (3) ontgrendelen.
2. De houders (9 en 10) zoals afgebeeld omhoogzwenken.
Aanwijzing
De borging (19) tijdens de volgende werkwijze niet indrukken.
16
3. De spanhendel (16) circa 45° naar achteren trekken, zodat de
bevestiging (17) opent. De bevestiging (17) horizontaal op de
kogelkop (18) schuiven en de spanhendel (16) tot de aanslag
omhoogzwenken.
4. Controleer of het groene gebied van de indicator (A) zichtbaar is.
Anders de achterfietsdrager van de kogelkop (18) verwijderen en de
stappen 3 en 4 herhalen.
9
16
M+P-03F-8043
16
17
A
M+P-03F-9320
3
Attentie!
Let erop, dat de borging (19) bij het vergrendelen van de
spanhendel (16) naar buiten in de uitgangspositie terugspringt.
Dan is de drager (1) correct gemonteerd. Springt de borging (19) er
niet uit, dan moet de spanhendel (16) verder omlaag gedrukt
worden.
5. De drager (1) parallel aan de bumper uitlijnen. De borging (19)
10
indrukken en spanhendel (16) circa 45° omlaagzwenken. De
borging (19) loslaten en de spanhendel (16) omlaagzwenken, tot
deze hoorbaar vergrendelt.
6. De spanhendel (16) met de sleutel (3) vergrendelen. De sleutel (3)
verwijderen.
7. Controleren of de drager (1) goed vastzit, door te proberen deze heen
en weer te halen. Indien nodig de drager (1) verwijderen en opnieuw
bevestigen.
18
Attentie!
Let erop dat de stroomkabel van de drager (1) voldoende afstand
tot het wegdek heeft. Een sterk doorhangende stroomkabel kan het
wegdek raken en daarbij beschadigd worden.
8. De stekker (20) uit de houder op de drager (1) verwijderen, in de
contactdoos (21) voor de trekhaak aanbrengen en tot de aanslag
1
rechtsom draaien.
9. De werking van de verlichting controleren.
- 31 -
1
19
16
1
20
M+P-03F-8045
21
M+P-03F-8046