7.2.2 Modus in. regeling
Buiten
1
Modbus
Codering Assemblage-unit
1
Buitenunit
2
Binnenunit
3
Bedieningspaneel
5
Balanstank (niet meegeleverd)
5.1
Automatische ontluchtingsklep
5.2
Afvoerklep
6
P_o: Buitencirculatiepomp
(niet meegeleverd)
7
SV2: 3-wegklep (niet meegeleverd)
FCU
Ventilatorconvector (niet meegeleverd)
1...n
Ruimteverwarming
De koel- of warmtemodus wordt ingesteld via de kamerthermostaat., de watertemperatuur wordt ingesteld of het bedieningspaneel.
1) Wanneer een "CL" van alle thermostaten sluit, wordt het systeem ingesteld op de koelmodus.
2) Wanneer een "HL" van alle thermostaten sluit en alle "CL" openen, wordt het systeem ingesteld op de warmtemodus.
Circulatiepompwerking
1) Wanneer het systeem zich in de koelmodus bevindt, wat betekent dat een "CL" van alle thermostaten sluit, blijft SV2(7)
uitgeschakeld, P_o(6) wordt actief;
2) Wanneer het systeem zich in de koelmodus bevindt, wat betekent dat een "HL" van alle thermostaten sluit, blijft SV2(7)
uitgeschakeld, P_o(6) wordt actief.
Binnen
2
3
RT1
17
17
15
5.1
19
18
5
5.2
19
Codering Assemblage-unit
13
17
18
19
23
24
RT 1
15
FHL
1...n
237
FCU1
13
FHL1
6
Expansievat (niet meegeleverd)
Afsluitklep (niet meegeleverd)
Vulklep (niet meegeleverd)
Afvoerklep (niet meegeleverd)
Collector/distributeur (niet meegeleverd)
Omloopklep (niet meegeleverd)
Lage spanning kamerthermostaat
(niet meegeleverd)
Filter (accessoire)
Vloerverwarmingscircuit
(niet meegeleverd)
23
24
FCU2
FCUn
23
FHL2
FHLn