Kamerthermostaat type 2 (laagspanning):
Methode A
(modus instellen controle)
Methode B
(één-zoneregeling)
HT
CL
COM
VOEDING
IN
RT1
HT
COM
VOEDING
IN
RT1
HT
Method C
(Double zone control)
RT1
zone1
Er zijn afhankelijk van de toepassing 3 methoden om de thermostaatkabel
aan te sluiten (zoals beschreven in de bovenstaande afbeelding).
(modus instellen controle)
Methode A
RT kan de verwarming en koeling afzonderlijk aansturen, zoals de
controller voor 4-leidings-FCU. De binnenunit is verbonden met de
externe temperatuurcontroller, terwijl het bedieningspaneel VOOR
ONDERHOUDSMONTEUR de KAMERTHERMOSTAAT op MODUS IN.:
A.1 Het apparaat gaat over in de koelmodus wanneer het apparaat
een spanning detecteert van 12 VDC tussen CL en COM.
A.2 Het apparaat gaat over in de warmtemodus wanneer het apparaat
een spanning detecteert van 12 VDC tussen HT en COM.
A.3 Het apparaat stopt met de ruimteverwarming of -koeling wanneer
het apparaat een spanning detecteert van 0 VDC voor beide zijden
(CL-COM, HT-COM).
A.4 Het apparaat verlaat de koelmodus wanneer het apparaat een
spanning detecteert van 12 VDC voor beide zijden (CL-COM, HT-COM).
(één-zoneregeling)
Methode B
RT geven het schakelsignaal door aan het apparaat. Bedieningspaneel VOOR
ONDERHOUDSMONTEUR stelt KAMERTHERMOSTAAT in op ÉÉN ZONE:
B.1 Het apparaat schakelt zich in wanneer het apparaat een spanning
detecteert van 12 VDC tussen HT en COM.
B.2 Het apparaat schakelt zich uit wanneer het apparaat een spanning
detecteert van 0 VDC tussen HT en COM.
(dubbele zoneregeling)
Methode C
De binnenunit is verbonden met twee kamerthermostaten, terwijl het
bedieningspaneel VOOR ONDERHOUDSMONTEUR de
KAMERTHERMOSTAAT op DUBBEL ZONE instelt:
C.1 Zone 1 schakelt zich in wanneer het apparaat een spanning detecteert
van 12 VDC tussen HT en COM. Zone 1 schakelt zich uit wanneer het
apparaat een spanning detecteert van 0 VDC tussen HT en COM.
259
COM
CL
VOEDING IN
VOEDING IN
RT2
zone2