OBJ_DOKU-39859-001.fm Page 59 Thursday, August 14, 2014 9:32 AM
Meetwaarden opslaan of optellen
Druk op de toets Geheugen optel-
len 3 om de actuele meetwaarde
(afhankelijk van de actuele meet-
functie een lengte-, oppervlakte- of
inhoudswaarde) op te slaan. Zodra
een waarde is opgeslagen, wordt in
het display „M" weergegeven.
Daarachter knippert de „+" kort.
Wanneer er reeds een waarde in het geheugen aanwezig is,
wordt de nieuwe waarde bij de inhoud van het geheugen opge-
teld, echter alleen wanneer de maateenheden overeenkomen.
Als er bijvoorbeeld een oppervlaktewaarde in het geheugen
aanwezig is, en de huidige meetwaarde een inhoudswaarde
is, kan de optelling niet worden uitgevoerd. In het display
knippert kort „Error".
Meetwaarden aftrekken
Druk op de toets Geheugen aftrekken 12 om de actuele meet-
waarde van de geheugenwaarde af te trekken. Zodra een
waarde is afgetrokken, wordt in het display „M" weergege-
ven. Daarachter knippert de „–" kort.
Als er al een waarde is opgeslagen, kan de nieuwe meetwaar-
de alleen worden afgetrokken als de maateenheden overeen-
komen (zie „Meetwaarden opslaan of optellen").
Geheugenwaarde weergeven
Druk op de toets Geheugenwaarde
oproepen 2 om de waarde in het
geheugen weer te geven. In het
display wordt „M=" weergegeven.
Als de geheugeninhoud „M=" in
het display wordt weergegeven,
kunt u deze door het indrukken van
de toets Geheugen optellen 3 verdubbelen of door het indruk-
ken van de toets Geheugen aftrekken 12 op nul zetten.
Geheugen wissen
Als u de inhoud van het geheugen wilt wissen, drukt u eerst op
de toets Geheugenwaarde oproepen 2, zodat „M =" in het
display verschijnt. Vervolgens drukt u kort op de toets 14; in
het display wordt geen „M" meer weergegeven.
Tips voor de werkzaamheden
Algemene aanwijzingen
De ontvangstlens 22 en de uitgang van de laserstraal 21 mo-
gen bij een meting niet afgedekt zijn.
Het meetgereedschap mag tijdens een meting niet bewogen
worden (met uitzondering van de functies minimum- en maxi-
mummeting, inclusief duurmeting). Leg daarom het meetge-
reedschap zo dicht mogelijk tegen of op de meetpunten.
De meting vindt plaats bij het middelpunt van de laserstraal,
ook bij vlakken waarop de straal schuin valt.
Invloeden op het meetbereik
Het meetbereik is afhankelijk van de belichting en de mate
van weerspiegeling van het meetoppervlak. Gebruik voor een
betere zichtbaarheid van de laserstraal bij werkzaamheden
Bosch Power Tools
buitenshuis en bij fel zonlicht de laserbril 24 (toebehoren) en
het laserdoelpaneel 25 (toebehoren), of zorg voor schaduw
op het doelpaneel.
Invloeden op het meetresultaat
Vanwege bepaalde eigenschappen van materialen kunnen bij
metingen op sommige oppervlakken foutmetingen niet wor-
den uitgesloten. Daartoe behoren:
– transparante oppervlakken zoals glas en water,
– spiegelende oppervlakken zoals gepolijst metaal en glas,
– poreuze oppervlakken zoals isolatiemateriaal,
– oppervlakken met een structuur, zoals pleisterwerk en na-
tuursteen.
Gebruik indien nodig op deze oppervlakken het laserdoelpa-
neel 25 (toebehoren).
Foute metingen zijn bovendien mogelijk op doeloppervlakken
waarop schuin wordt gericht.
Ook kunnen luchtlagen met verschillende temperaturen of indi-
rect ontvangen weerspiegelingen de meetwaarde beïnvloeden.
Meten met aanslagstift (zie afbeeldingen C, F en G)
Het gebruik van de aanslagstift 15 is bijvoorbeeld geschikt
voor metingen vanuit hoeken (ruimtediagonalen) of moeilijk
bereikbare plaatsen zoals rails van rolluiken.
Duw de vergrendeling 16 van de aanslagstift opzij om de stift
uit te klappen.
Stel het referentievlak voor metingen met de aanslagstift door
het indrukken van de toets 1 overeenkomstig in.
Als u de aanslagstift 15 wilt inklappen, duwt u de stift in het
huis tot deze niet meer verder kan. De stift wordt automatisch
vergrendeld.
Richten met de libel
Met de libel 6 kunt u het meetgereedschap eenvoudig water-
pas uitrichten. Daarmee kunt gemakkelijker richten op het
doeloppervlak, vooral op grotere afstanden.
De libel 6 is in combinatie met de laserstraal niet geschikt
voor waterpaswerkzaamheden.
Richten met uitlijnhulp (zie afbeelding K)
Met de uitrichthulp 8 kan het richten over grotere afstanden
vergemakkelijkt worden. Kijk daarvoor langs de uitlijnhulp
aan de bovenzijde van het meetgereedschap. De laserstraal
verloopt parallel aan deze zichtlijn.
Werkzaamheden met het statief (toebehoren)
Het gebruik van een statief is vooral bij grotere afstanden
noodzakelijk. Zet het meetgereedschap met de 1/4"-schroef-
draad 17 op de snelwisselplaat van het statief 23 of een in de
handel verkrijgbaar fotostatief. Schroef het met de vastzet-
schroef van de snelwisselplaat vast.
Stel het referentievlak voor metingen met de aanslagstift door
het indrukken van de toets 1 overeenkomstig in (referentie-
vlak schroefdraad).
Nederlands | 59
1 609 92A 0L8 | (14.8.14)