(A) in het reservoir komen of tot 1,75" [44,5 mm] onder de
bovenste rand van de ontlucht-/vulplug. Zie illustratie 11.
De olie-inhoud van de pomp is bij gebruik in de horizontale stand
153 in [2,5 l], waarvan 127 in
van de pomp is bij gebruik in de verticale stand 127 in
waarvan 70 in
3
[1,15 l] bruikbaar is.
6.0 WERKING
6.1 Oliepeil
Controleer het oliepeil van de pomp en vul zonodig olie bij (zie het
hoofdstuk Installatie, stap 5.6).
6.2 Ontluchten Van De Pomp
Zorg dat het pompreservoir ontlucht is (zie het hoofdstuk
Installatie, stap 5.4).
6.3 Bedniening Met Voetpedaal
(alleen PAT-modellen): Zie illustratie 12.
De Clinder Uitschuiven: Druk het "DRUK" einde van het
voetpedaal in en de pomp zal beginnen hydraulische olie naar het
systeem te pompen.
De Cilinderstand Aanhouden:
druk aanhouden wanneer het voetpedaal in de vrij/neutraal-
stand staat (het voetpedaal is niet ingedrukt in de "DRUK" of
"VRIJGEEF" stand.)
De Cilinder Terugtrekken: Druk het "VRIJGEEF" einde van het
voetpedaal in om de cilinder terug te trekken. Om te zorgen dat de
cilinder niet verder teruggetrokken wordt, laat u het voetpedaal los
en laat u hem naar zijn houd-stand terugkeren.
6.4 4-Weg Klepbediening:
Zie illustratie 13.
a) Hieronder staan de klepstanden en werking aangegeven:
1 – Stroom naar poort "B", poort "A" retourneert de stroom
naar de tank
2 – Neutraal, poort "A" en "B" zijn geblokkeerd
3 – Stroom naar poort "A", poort "B" retourneert de stroom
naar de tank
b) Na de klep in de juiste stand gesteld te hebben drukt u het
voetpedaal in om de pomp te starten. Daardoor wordt de stroom
naar poort A of poort B gestuurd, afhankelijk van de stand van de
hendel. Wanneer het voetpedaal wordt losgelaten, stopt de stroom
in de pomp.
NB: Om de levensduur van pomp en cilinder te verlengen mag de
pomp NIET bediend worden wanneer de cilinder volledig is
uitgeschoven of teruggetrokken.
6.5 Bedienging Met Voetpedaal (alleen PAM-, PAN- en
PAQ-modellen):
Zie illustratie 14.
Het voetpedaal kan bediend worden in een kortstondige of
aangehouden modus. Voor kortstondige bediening drukt u het
voetpedaal in om de pomp te laten draaien en laat u het
voetpedaal los om de pomp te stoppen. Voor aangehouden
bediening gebruikt u de borgpen om het voetpedaal ingedrukt te
houden. Vergrendel het voetpedaal als volgt:
a) Druk het voetpedaal in en houd het ingedrukt.
b) Druk op de borgpen en houd hem ingedrukt terwijl u het
voetpedaal loslaat.
3
[2,1 l] bruikbaar is. De olie-inhound
De pomp zal stoppen en de
c) Druk het voetpedaal stevig in om de borgpen te ontgrendelen en
de pomp te stoppen.
6.6 WERKEN MET DE BEDIENINGSEENHEID (ALLEEN
PAR MODEL)
3
[2,1 l],
a)
Om de cilinder te verplaatsen: druk op de "ADV" knop op de
bedieningseenheid. De pomp begint de hydraulische olie in
het systeem te pompen.
b)
Om de cilinderpositie vast te houden: de pomp stopt en houdt
de druk vast, zolang op geen enkele knop wordt gedrukt.
c)
Om de cilinder in te trekken: druk op de "RET" knop op de
bedieningseenheid. Om het intrekken van de cilinder te
stoppen, laat u de knop los.
6.7 OP DRUK BRENGEN VAN DE POMP
a)
Normaal gesproken is het op druk brengen van de
hydraulische pomp niet nodig. Indien de luchtmotor erg snel
draait, maar er geen hydraulische druk wordt opgebouwd, kan
het zijn dat de pomp geen druk kan leveren. De pomp kan
geen druk leveren indien deze droogloopt of wanneer in de
pompkamer een luchtbel is ingesloten. Een luchtbel kan
ontstaan tijdens transport of wanneer de transportplug is
verwijderd, terwijl de pomp in verticale positie (transportplug
boven) wordt gehouden.
b)
Plaats de pomp op een vlak, horizontaal oppervlak. Verwijder
de transportplug uitsluitend wanneer de pomp zich in
horizontale positie bevindt! Bevestig een hydraulische slang
die is goedgekeurd voor 10.000 psi en een cilinder aan op de
hydraulische 3/8" NPT poort. Aanhalen aansluitingen met 65-
75 ft.lbs. (88-102 Nm.)
c)
Sluit de luchttoevoer aan op de 1/4" NPT draaiaansluiting.
Aanhalen met 20-25 ft. lbs. (27-24 Nm.).
d)
Vul de pomp met ISO klasse 32 hydraulische olie.
e)
Breng de pomp op druk met een op 30-40 psi ingestelde
luchtdruk. Indien de luchtdruk anders is dan 30-40 psi, volg
dan de onderstaande procedure:
f)
BIJ MODELLEN MET VOETPEDAAL: terwijl u het voetpedaal
stevig ingetrapt houdt in de ONTLASTEN stand, drukt u de
DRUK knop onder het voorstuk van het voetpedaal, vlakbij de
luchttoevoerfitting langzaam in. Probeer de luchtmotor per
keer één of twee cycli te laten draaien. Het langzaam
indrukken van de DRUK knop stelt u in staat de
inlaatluchtdruk te "smoren".
g)
Het op deze manier indrukken van de bedieningsknoppen
trekt de olie op een effectieve wijze door de inlaatbuis om de
drukkamer opnieuw te vullen. Het kan nodig zijn het
voetpedaal gedurende enkele minuten ingedrukt te houden en
de DRUK knop te "smoren" om de lucht volledig te verwijderen
en de pompmodellen met een bedieningseenheid op druk te
brengen. Houd de "RET" knop ingedrukt tijdens deze cycli.
h)
BIJ MODELLEN MET 4-WEG KLEPPEN: schuif de klep in de
neutraal stand, druk het voetpedaal in en laat de pomp enkele
cycli draaien.
i)
Houd bij modellen met een bedieningseenheid de "RET" knop
ingedrukt, terwijl u de pomp enkele cycli laat draaien door
telkens op de "ADV" knop te drukken.
j)
Om te controleren of de pomp op druk wordt gebracht, dient u
de pomp normaal te bedienen met bevestigde cilinder. Indien
de cilinder niet verplaatst, herhaal dan stap 6.7g of 6.7h.
6.8 Drukafstelling
Om minder dan de maximale hydraulische druk te verkrijgen
brengt u ofwel een Enerpac V-152 instelbare ontlastklep in het
systeem aan of beperkt u de druk van de inlaatlucht. Wanneer de
32