Werking van de aan/uit-schakelaar (Fig. 1)
LET OP:
• Controleer altijd, voordat u de stekker in het stopcon-
tact steekt, of de aan/uit-schakelaar op de juiste manier
schakelt en weer terugkeert naar de uit-stand nadat
deze is losgelaten.
Om het gereedschap in te schakelen, knijpt u gewoon de
aan/uit-schakelaar in. De draaisnelheid van het gereed-
schap neemt toe naarmate u meer druk uitoefent op de
aan/uit-schakelaar. Laat de aan/uit-schakelaar los om het
gereedschap te stoppen.
Om het gereedschap continu te laten werken, knijpt u de
aan/uit-schakelaar in en drukt u vervolgens op de ver-
grendelknop.
Om vanuit de vergrendelde werking het gereedschap te
stoppen, knijpt u de aan/uit-schakelaar helemaal in en
laat u deze vervolgens weer los.
Het gereedschap is uitgerust met een snelheidsinstel-
wieltje om het maximale draaisnelheid te kunnen beper-
ken (traploos instelbaar). Draai het snelheidsinstelwieltje
rechtsom voor een hogere draaisnelheid en linksom voor
een lagere draaisnelheid.
Werking van de omkeerschakelaar (Fig. 2)
Dit gereedschap is uitgerust met een omkeerschakelaar
waarmee u de draairichting kunt omkeren. Duw de
omkeerschakelaar naar stand
draairichting rechtsom, of naar stand
de draairichting linksom.
LET OP:
• Controleer altijd de draairichting alvorens het gereed-
schap te gebruiken.
• Gebruik de omkeerschakelaar alleen nadat het gereed-
schap volledig tot stilstand is gekomen. Als u de draai-
richting verandert voordat het gereedschap volledig
stilstaat, kan het gereedschap worden beschadigd.
De draaisnelheid veranderen (Fig. 3)
Twee snelheidsbereiken kunnen vooraf worden ingesteld
met behulp van de snelheidsinstelknop.
Om de snelheid te veranderen, draait u de snelheidsin-
stelknop zodanig dat de pijl op het behuizing van het
gereedschap is uitgelijnd met de stand "I" op de snel-
heidsinstelknop voor een lage draaisnelheid of met stand
"II" op de snelheidsinstelknop voor een hoge draaisnel-
heid.
Als het moeilijk is om de snelheidsinstelknop te draaien,
verdraait u eerst de spankop iets in een willekeurige rich-
ting en probeert u vervolgens de snelheidsinstelknop
opnieuw te draaien.
LET OP:
• Gebruik de snelheidsinstelknop alleen nadat het
gereedschap volledig tot stilstand is gekomen. Als u de
draaisnelheid van het gereedschap verandert voordat
het gereedschap volledig stilstaat, kan het gereed-
schap worden beschadigd.
• Zet de snelheidsinstelknop in de gewenste stand. Als u
het gereedschap bedient terwijl de snelheidsinstelknop
halverwege de standen "I" en "II" staat, kan het gereed-
schap worden beschadigd.
16
(richting A) voor de
D
(richting B) voor
E
INEENZETTEN
LET OP:
• Zorg altijd dat het gereedschap is uitgeschakeld en dat
zijn stekker uit het stopcontact is verwijderd alvorens
enig werk aan het gereedschap uit te voeren.
De zijhandgreep monteren (extra handgreep)
(Fig. 4)
Gebruik altijd de zijhandgreep zodat u veilig kunt werken.
Plaats de zijhandgreep zodanig over de kop van het
gereedschap dat de tanden van de zijhandgreep in de
uitsteeksels van het gereedschap passen.
Draai daarna de zijhandgreep vast door deze in de
gewenste stand rechtsom te draaien.
OPMERKING:
• De diepteaanslag kan niet worden gebruikt in de posi-
tie waarbij deze tegen het tandwielhuis aanstoot.
Aanbrengen en verwijderen van het boortje
Voor model DP4010 (Fig. 5)
Steek het boortje zo ver mogelijk in de spankop.
Draai de spankop met de hand dicht. Steek de spankop-
sleutel in ieder van de drie gaten en draai deze rechtsom.
Zorg ervoor dat u alle drie de spankopgaten gelijkmatig
aandraait.
Als u het boortje wilt verwijderen, draait u de spankop-
sleutel in slechts één van de gaten linksom, en draait u
vervolgens de spankop met de hand open.
Berg de spankopsleutel na gebruik op de oorspronkelijke
plaats op.
Voor model DP4011 (Fig. 6)
Houd de ring op zijn plaats en draai de bus linksom om
de klauwen in de spankop te openen. Steek het boortje
zo ver mogelijk in de spankop. Houd de ring stevig op zijn
plaats en draai de bus rechtsom om de klauwen in de
spankop te sluiten.
Om het boortje te verwijderen, houdt u de ring op zijn
plaats en draait u de bus linksom.
Diepteaanslag (Fig. 7)
De diepteaanslag is handig voor het boren van gaten van
gelijke diepte. Maak de zijhandgreep los en steek de
diepteaanslag in het gat in de basis van de zijhandgreep.
Stel de diepteaanslag af op de gewenste diepte en zet de
zijhandgreep vast.
OPMERKING:
• De diepteaanslag kan niet worden gebruikt in de posi-
tie waarbij deze tegen de behuizing van het gereed-
schap aanstoot.
BEDIENING
Het gereedschap vasthouden
Gebruik daarom altijd de zijhandgreep (hulphandgreep)
en houd het gereedschap tijdens het gebruik stevig vast
bij zowel de zijhandgreep als de hoofdhandgreep.