Voorzienbaar verkeerd gebruik
– Nooit explosieve vloeistoffen, brandba-
re gassen of onverdunde zuren en op-
losmiddelen opvegen/opzuigen!
Daartoe behoren benzine, verfverdun-
ner of stookolie die door verwerveling
met de zuiglucht explosieve dampen of
mengsels kunnen vormen, verder ace-
ton, onverdunde zuren en oplosmidde-
len omdat zij op het apparaat gebruikte
materialen aantasten.
– Nooit reactieve metaalstoffen (bijv. alu-
minium, magnesium, zink) opvegen/op-
zuigen, ze vormen in verbinding met
sterk alkalische of zure reinigingsmid-
delen explosieve gassen.
– Het apparaat is niet geschikt voor het
opvegen van stoffen die schadelijk zijn
voor de gezondheid.
– Geen brandbare of glimmende voor-
werpen opvegen/opzuigen.
– Het verblijf in de gevarenzone is verbo-
den. Niet gebruiken in ruimtes met ont-
ploffingsgevaar.
– Het meenemen van begeleidende per-
sonen is niet toegestaan.
– Het is niet toegestaan om met dit appa-
raat voorwerpen te verschuiven of te
transporteren.
Geschikte ondergronden
– Asfalt
– Industrievloer
– Estrik
– Beton
– Klinkers
Veiligheidsinstructies
Gebruik
– Het apparaat met de werkinstallaties
moet voor gebruik gecontroleerd wor-
den op deugdelijkheid en bedrijfsveilig-
heid. Indien zij niet in goede staat
verkeren, mag u de apparatuur niet ge-
bruiken.
– Bij gebruik van het apparaat in gevaar-
lijke omgevingen (bijvoorbeeld tanksta-
tions) moeten de overeenkomstige
veiligheidsvoorschriften in acht geno-
men worden. Niet gebruiken in ruimtes
met ontploffingsgevaar.
Bediening
– Kinderen of niet-geïnstrueerd perso-
neel mogen het apparaat niet gebrui-
ken.
– Het apparaat mag gebruikt worden
door personen met beperkte fysische,
zintuigelijke of mentale capaciteiten of
gebrek aan ervaring en kennis, op voor-
waarde dat ze onder toezicht staan of
over het veilige gebruik van het appa-
raat werden ingelicht en de daaruit re-
sulterende gevaren begrijpen.
– Degene die het apparaat bedient dient
het te gebruiken volgens de voorschrif-
ten. Deze dient rekening te houden met
de plaatselijke omstandigheden en bij
58
het werken met het apparaat te letten
op derden, speciaal op kinderen.
– Voor de aanvang van de werkzaamhe-
den moet de bediener zich ervan verge-
wissen dat alle veiligheidsinrichtingen
volgens de voorschriften zijn aange-
bracht en functioneren.
– De bediener van het apparaat is verant-
woordelijk voor ongevallen met andere
personen of hun eigendom.
– Erop letten dat de bediener nauw aan-
sluitende kledij draagt. Stevig schoeisel
dragen en losse kledij vermijden.
– Voor het starten de onmiddellijke om-
geving van het apparaat controleren
(bv. kinderen). Letten op voldoende
zichtbaarheid!
– Het apparaat mag nooit onbeheerd
worden achtergelaten zolang de motor
nog draait. De bediener mag het appa-
raat pas verlaten, als de motor is uitge-
zet, het apparaat tegen onbedoelde
bewegingen is beveiligd en de contact-
sleutel uit het contact is gehaald.
– Het apparaat mag alleen door perso-
nen worden gebruikt die voor de om-
gang ermee zijn opgeleid of hun
vaardigheden in het bedienen hebben
aangetoond en uitdrukkelijk de op-
dracht hebben gekregen voor het ge-
bruik.
– Over kinderen dient toezicht te worden
gehouden, om te waarborgen dat ze
niet met het apparaat spelen.
Rijfunctie
Gevaar
Verwondingsgevaar!
Kantelgevaar bij de sterke hellingen.
– Er mogen enkel hellingen en dalingen
in rijrichting tot 12% bereden worden.
Kantelgevaar bij onstabiele ondergrond.
– Het apparaat uitsluitend op bevestigde
ondergrond bewegen.
Kantelgevaar bij de zijwaartse hellingen.
– Dwars op de rijrichting alleen hellingen
tot maximaal 12% nemen.
Batterijgedreven apparaten
Instructie
Alleen als u de door Kärcher aanbevolen
batterijen en oplaadapparaten gebruikt,
kunt u garantie inroepen.
– De gebruiksinstructies van de fabrikant
van de batterij en van het oplaadappa-
raat moeten in elk geval nageleefd wor-
den. Neem de aanbevelingen van de
wetgever betreffende de omgang met
batterijen in acht.
– Batterijen nooit in ontladen toestand la-
ten staan, maar zo snel mogelijk op-
nieuw opladen.
– Ter voorkoming van lekstroom de batte-
rijen steeds proper en droog houden.
Beschermen tegen verontreiniging bij-
voorbeeld door metaalstof.
– Geen werktuig e.d. op de batterij leg-
gen. Gevaar van kortsluiting en explo-
sie.
2
-
NL
– In geen geval in de omgeving van een
batterij of in een batterijlaadruimte wer-
ken met open vlammen, vonken vor-
men of roken. Explosiegevaar.
– Hete onderdelen, zoals de aandrijfmo-
tor, niet aanraken (gevaar voor brand-
wonden).
– Wees voorzichtig bij het hanteren van
batterijzuur. Volg de betreffende veilig-
heidsvoorschriften op!
– Verbruikte batterijen moeten volgens
de Europese richtlijn 91/ 157 EWG op
milieuvriendelijke wijze verwijderd wor-
den.
Vervoer
– Bij vervoer van het apparaat dient u de
motor af te zetten en het apparaat goed
vast te zetten.
Onderhoud
– Voor reinigings- en onderhoudswerk-
zaamheden van het apparaat, het ver-
vangen van onderdelen of het
ombouwen voor een andere functie
dient het apparaat te worden uitgescha-
keld en de contactsleutel te worden ver-
wijderd.
– Het schoonmaken van het apparaat
mag niet met een waterslang of hoge-
drukstraal gebeuren (gevaar van kort-
sluiting of andere schades).
– Reparaties mogen uitsluitend door
goedgekeurde klantenservicewerk-
plaatsen of door vaklui voor dit gebied
worden uitgevoerd die met de betref-
fende veiligheidsvoorschriften ver-
trouwd zijn.
– Veiligheidscontrole volgens de plaatse-
lijk geldige voorschriften voor van
plaats veranderlijke, industrieel benutte
apparaten opvolgen.
– Werkzaamheden aan het apparaat al-
tijd met geschikte handschoenen uit-
voeren.
Functie
De veegmachine werkt volgens het over-
slagprincipe.
– De zijbezems (3) reinigen hoeken en
kanten van het veegoppervlak en trans-
porteren het vuil in de baan van de vee-
grol.
– De roterende veegrol (4) transporteert
het vuil direct in de veeggoedcontainer
(5).
– Het in de container opgejaagde stof
wordt via de stoffilter (2) gescheiden en
de gefilterde schone lucht wordt door
het zuigventiel (1) weggezogen.