Combi-display (afhankelijk van model, optioneel)
Maaien
Gazon bestaat uit verschillende soorten gras.
Wanneer u vaak maait, wordt de groei van sterk
wortelend gras bevordert en wordt een stevige
grasmat gevormd. Als u minder vaak maait,
bevordert dit de groei van lang gras en planten (als
klaver en madeliefjes...).
De normale hoogte van een gazon bedraagt 4
tot 5 cm. U dient slechts 1/3 van de totale hoogte
te maaien; maai het dus als het 7-8 cm lang is.
Het gazon niet korter maaien dan 4 cm omdat het
anders bij droog weer beschadigd raakt. Lang gras
(bijv. na de vakantie) in verschillende beurten tot
normale lengte maaien.
Mulchen met toebehoren (optioneel)
Bij het mulchen wordt het gras bij het maaien in
kleine stukjes (ca. 1 cm) gesneden en blijft het
liggen. Het gazon blijft zo veel voedingsstoffen
behouden.
Informeer bij uw dealer naar het toebehoren voor
mulchen.
Dit apparaat is geconstrueerd voor het
maaien van gazons. Maai geen struikgewas,
onkruid of te hoog gras.
Neem de volgende aanwijzingen in acht:
Maai geen nat gras en nooit meer dan max.
2 cm.
Maai de totale graslengte af.
Rijd langzaam en maximaal motortoerental.
Maak regelmatig het maaidek schoon.
Breng het apparaat tot stilstand.
Schakel het snijwerk uit.
Zet de gashendel op de middelste stand.
Breng het snijwerk in de bovenste positie.
Schakel na 20 seconden de motor uit.
Schakel de parkeerrem in.
Sluit de benzinekraan.
Trek de contactsleutel uit het slot.
769-12352
Apparaat duwen
A1
B1 B1
B2
A2
Schakel de motor uit.
Schakel de parkeerrem uit.
Trek beide ontgrendelingshendels van de koppe-
ling uit
en druk deze naar rechts
U kunt het apparaat nu duwen.
Sleep het apparaat nooit. Dit kan ernsti-
ge schade aan de transmissie tot gevolg
hebben.
Om verder te rijden, schuift u beide ontgrendeling-
shendels van de koppeling (voor de motorstart)
naar links en drukt u ze in de uitsparing.
Combi-display
Die indicatielampjes verschijnen alleen,
wanneer de motor loopt.
houd op hetzelfde tijdstip vallen, brandt eerst
het lampje voor olie verversen en dan het
De combi-display kan afhankelijk van model uit de
volgende elementen bestaan
1 Oliedruk
Wanneer dit indicatielampje bij
een lopende motor brandt, moet
u onmiddellijk de motor uitscha-
kelen en het oliepeil controleren.
Zoek indien nodig een gespeciali-
seerde werkplaats.
2 Rem
Dit indicatielampje brandt als bij
het starten van de motor het rem-
pedaal niet is ingedrukt resp. de
parkeerrem niet is vergrendeld.
3
Dit indicatielampje brandt als
(PTO)
bij het starten van de motor het
maaimechanisme (PTO) niet is
uitgeschakeld.
NL
B
A
.
-
:
81