Overzicht
Alle drie gebruiksmodi zijn in horizontale en verticale
stand van het meetgereedschap mogelijk.
Rotatiefunctie
De rotatiefunctie wordt in het bijzon-
der geadviseerd bij gebruik van de
laserontvanger. U kunt tussen ver-
schillende rotatiesnelheden kiezen.
In de horizontale stand en in de
rotatiefunctie
nauwkeurig worden ingesteld.
Lijnfunctie
In deze functie beweegt de varia-
bele laserstaal binnen een beperkte
openingshoek. Daardoor wordt de
zichtbaarheid van de laserstraal ten
opzichte van de rotatiefunctie ver-
beterd. U kunt uit verschillende ope-
ningshoeken kiezen.
In de lijnfunctie met programmeer-
bare lijn kunnen begin- en eindpunt
van de lijn naar wens worden vast-
gelegd.
Puntfunctie
In deze functie wordt de beste
zichtbaarheid van de variabele
laserstraal bereikt. Deze dient bij-
voorbeeld voor het eenvoudig over-
brengen van hoogten of voor het
controleren van rooilijnen.
Rotatiefunctie
Druk zo vaak op de functiewisseltoets 7 tot in het dis-
play „SELECT/ROTATION" (keuze/rotatie) ver-
schijnt. Druk op de linker keuzetoets 8 voor de start
van de rotatiefunctie.
De actuele rotatiesnelheid (in min
„ROTATE" (rotatiesnelheid) weergegeven. Stel met
de keuzetoets 8 boven „FAST" (snel) of de keuze-
toets 4 boven „SLOW" (langzaam) de gewenste rota-
tiesnelheid in. De rotatiesnelheid kan tot 0 min
(puntmodus) worden verlangzaamd.
Bij werkzaamheden met de laserontvanger dient u als
rotatiesnelheid minstens 600 min
werkzaamheden zonder laserontvanger vermindert u
voor een betere zichtbaarheid van de laserstraal de ro-
tatiesnelheid en gebruikt u de laserbril 21.
Als u de rotatiemodus wilt beëindigen, drukt u op-
nieuw op de functiewisseltoets 7.
96 | Nederlands
All manuals and user guides at all-guides.com
Lijnfunctie met standaardlijn
Druk zo vaak op de functiewisseltoets 7 tot in het dis-
play „SELECT/SWEEP SETUP" (keuze/lijnfunctie)
verschijnt. Druk op de linker keuzetoets 8 voor de start
van de lijnfunctie met standaardlijn.
In de lijnfunctie met standaardlijn kunt u de positie en
de openingshoek van de laserlijn wijzigen.
– Als u de positie wilt wijzigen, drukt u op de keuze-
kunnen
hellingen
– Als u de openingshoek wilt wijzigen, drukt u op de
Lijnfunctie met programmeerbare lijn
Druk zo vaak op de functiewisseltoets 7 tot in het dis-
play „SELECT/PT TO PT" (keuze/punt tot punt) ver-
schijnt. Druk op de linker keuzetoets 8 voor de start
van de lijnfunctie met programmeerbare lijn.
Druk in het volgende menu „PTP:SET PT A" (punt A
instellen) op de keuzetoets 8 boven „CCW" (draaien
tegen de richting van de wijzers van de klok) of de keu-
zetoets 4 boven „CW" (draaien in de richting van de
wijzers van de klok) om het linker eindpunt van de
laserlijn te positioneren. Als u het submenu wilt verla-
ten, drukt u opnieuw op de functiewisseltoets 7.
-1
Druk in het volgende menu „PTP:SET PT B" (punt B
) wordt naast
instellen) op de keuzetoets 8 boven „CCW" (draaien
tegen de richting van de wijzers van de klok) of de keu-
zetoets 4 boven „CW" (draaien in de richting van de
-1
wijzers van de klok) om het rechter eindpunt van de
laserlijn te positioneren. Als u het submenu wilt verla-
ten, drukt u opnieuw op de functiewisseltoets 7.
-1
Het meetgereedschap geeft nu een laserlijn tussen de
te kiezen. Bij
beide vastgestelde punten aan.
Opmerking: Vanwege de traagheid kan de laser in
geringe mate over de vastgelegde eindpunten heen
bewegen.
De eindpunten van de lijn kunt u door het indrukken
van de keuzetoets 8 boven „PTP A" (punt A) of de
keuzetoets 4 boven „PTP B" (punt B) wijzigen.
Als u de lijnfunctie met programmeerbare lijn wilt beëin-
digen, drukt u opnieuw op de functiewisseltoets 7.
toets 8 boven „POS" (positie). In het volgende
menu drukt u op de keuzetoets 8 boven „CCW"
(draaien tegen de richting van de wijzers van de
klok) of de keuzetoets 4 boven „CW" (draaien in
de richting van de wijzers van de klok) om de laser-
lijn binnen het rotatievlak in de gewenste stand te
draaien. Als u het submenu wilt verlaten, drukt u op
de functiewisseltoets 7.
keuzetoets 4 boven „LENGTH" (lengte). In het
volgende menu drukt u op de keuzetoets 8 boven
„LONG" (lang) of de keuzetoets 4 boven
„SHORT" (kort) om de openingshoek van de
laserlijn vast te leggen. Als u het submenu wilt ver-
laten, drukt u op de functiewisseltoets 7.
2 610 A15 112 • 12.8.09