4. De werkdruk is
15. De sproeier van de lans is verstopt of vuil.
onregelmatig.
16. Er zit lucht in het toevoerwater.
17. Het aanzuigfilter is verstopt.
18. De aanzuig- of uitlaatkleppen zijn verstopt of
versleten.
19. De dichtingen zijn versleten.
20. De dichtingen van het drukregelventiel zijn
versleten.
5. De motor slaat
21. De overbelastingsbeveiligingsschakelaar van
plotseling af.
het
apparaat is aangesproken.
22. De doorsnede van het verlengsnoer is niet
juist.
6. Het apparaat lekt
23. De slanghaspel (indien voorhanden) lekt.
water.
24. De toevoerkoppeling lekt.
25. De pomp lekt.
7. Het apparaat maakt
26. Het aanzuigfilter is verstopt.
abnormaal lawaai.
27. De temperatuur van het inlaatwater is te hoog.
28. De aanzuig- of uitlaatkleppen zijn verstopt of
versleten.
29. De lagers zijn versleten.
8. Er zit water in de
30. De dichtingsringen zijn versleten.
olie..
9. Het apparaat start
31. Er lekt water uit de aansluiting slang - pistool
opnieuw terwijl het
(met uitzondering van de modellen die geleverd
pistool losgelaten is
worden met een reeds aangesloten slang en
(uitvoeringen met
pistool).
T.S.).
32. Er zit lucht in het toevoerwater.
33. Er lekt water uit het pistool.
34. Er lekt water uit de pomp.
10. Het apparaat zuigt
35. De tank is leeg.
geen reinigingsmid-
36. De knop van de lans staat op de hoge-
del aan.
drukstand
(indien voorhanden).
37. De doorzichtige aanzuigslang is beschadigd of
losgeraakt.
11.Bij het inschakelen
38.Diesel ontbreekt
van de brander slaat
39.Dieselfilter verstopt
verbrandingsketel
40.Dieselpomp gebrokeerd of verbrand
niet
41.Thermostaat kapot
aan.
42.Ontstekeing te zwak of ontbreekt
43.Onjuiste afstand tussen electrodes
15. Haal de lans van het pistool af en reinig de
sproeier met de meegeleverde speld.
16. Voorzie het apparaat van de juiste hoeve-
elheid water.
17. Demonteer en reinig het filter (zie de
paragraaf "ONDERHOUD").
18.Wend u tot een erkende servicedienst.
19.Wend u tot een erkende servicedienst.
20.Wend u tot een erkende servicedienst.
21. Laat de motor enkele minuten afkoelen.
Als de storing voortduurt wendt u zich dan
tot een erkende servicedienst.
22. Raadpleeg de paragraaf over de elektri-
sche aansluiting.
23. Draai de koppelingen aan; als de storing
voortduurt wendt u zich dan tot een erkende
servicedienst.
24. Controleer of de koppeling op de juiste
manier gemonteerd is (zie de afbeeldingen in
de paragraaf "INSTALLATIE").
25.Wend u tot een erkende servicedienst.
26. Demonteer en reinig het filter (zie de
paragraaf "ONDERHOUD").
27. Verlaag de temperatuur tot beneden de
40°C.
28.Wend u tot een erkende servicedienst.
29.Wend u tot een erkende servicedienst.
30.Wend u tot een erkende servicedienst.
31. Draai de aansluiting vast en maak daarbij
gebruik van 2 Engelse sleutels.
32. Voorzie het apparaat van de juiste hoeve-
elheid water.
33.Wend u tot een erkende servicedienst.
34.Wend u tot een erkende servicedienst.
35. Vul de tank.
36. Zet de knop op de lagedrukstand door
de knop in de richting van de sproeier te
trekken.
37. Sluit de slang weer aan. Als de storing
voortduurt wendt u zich dan tot een erkende
servicedienst.
38.het niveau in de tank controleren en of de
harde zuigpijp schoon is.
39.Het kleine filter vervangen.
40.Vervangen.
41.Vervangen.
42.Wend u tot een erkende servicedienst.
43. Wend u tot een erkende servicedienst.
NL
63