3. Eén van de onderstaande aansluitvarianten kiezen:
Voedingsspanning van gaswaarschuwingssysteem via de transmitter TX (zie afb. A op pagina 219)
Voedingsspanning van gaswaarschuwingssysteem via de ontvanger RX (zie afb. B op pagina 219)
Voedingsspanning voor transmitter TX en ontvanger RX (zie afb. C op pagina 219)
TX
A
C
1
Analyse-eenheid en voedingsspanning
A
Instrumentenkabel van de transmitter
B, E
Kabel tussen transmitter en ontvanger
C, F, G
Kabel naar analyse-eenheid
D
Instrumentenkabel van de ontvanger
4. De benodigde kabeldoorsnedes afhankelijk van de gekozen kabellengtes en het stroomverbruik van transmitter en ontvanger
bepalen. Op de klemmen van transmitter en ontvanger moet onder belasting een bedrijfsspanning van 18 V - 32 V liggen.
Bij het vastleggen van de kabellengtes en de kabeldoorsnedes mag de voedingsspanning op het klemmenblok niet onder
de 18 V (Power (+) naar u Power (-)) zakken.
De impedantie van de 4 tot 20 mA-signaallus mag niet hoger zijn dan 500 ohm.
Bij gebruik van HART
9033709 lezen.
RX
B
D
1
TX
F
®
mag de impedantie van de 4 tot 20 mA-signaallus niet lager zijn dan 230 ohm. De Safety Manual
TX
A
RX
A
D
1
E
D
A
C
1
G
Gebruik
nl
RX
B
C
05733451.eps
219