Gebruiksaanwijzing – Veerbalancers
INSTALLATIE, INSTELLLEN VAN DE KABELLENGTE EN DE DRAAGLAST
Installatie
(omgevingstemperatuur: -20°C tot +70°C)
• De installatie, de instelling van de kabellengte en de instelling van de draaglast van de
OPGELET!
veerbalancers mogen alleen worden gedaan door daartoe opgeleide gekwalificeerde per-
sonen.
• Uitvoeringen met kunststof behuizing mogen niet in de onmiddellijke nabijheid van hete-
luchtblazers worden geplaatst.
• De voorziening waaraan de veerunits en de valbeveiliging (4) worden bevestigd, moet ont-
worpen zijn met een veiligheidsfactor van minstens 5
(5 x [eigen gewicht van de veerbalancer + maximaal toelaatbare draaglast]).
1. Met behulp van de veiligheidsophanging (2) de veerbalancer ophangen.
2. Zorg ervoor dat de veerbalancers niet uit de veiligheidsophanging (2) glijden kunnen
–> contramoer (2.1) aandraaien.
3. De valbeveiliging (4) aan de ophanginrichting bevestigen:
• De bewegingsvrijheid van de veerbalancer mag niet worden belemmerd.
• De valweg bij omlaagvallen van de veerbalancer mag niet groter zijn dan 100 mm!
Instellen van de kabellengte (alleen 7221 en 7222)
De veerbalancers worden af fabriek geleverd met een langere kabel (10). Vóór de ingebruikname moet de
gewenste extra kabellengte ingesteld worden.
1. Om de kabel (10) te verlengen, deze door de kabelvergrendeling (7) trekken. De minimale afstand van 100 mm
tussen het kabelslot (7) en de kabelklem (9) moet in acht worden genomen.
2 Als de gewenste lengte is bereikt, de meegeleverde persklem (8) op het onbelaste deel van de kabel vastdrukken.
3. Het uitstekende uiteinde van de kabel achter de persklem (8) afknippen.
10
NL
4
2
2.02
35