6.1 In- en uitschakelniveaus
Het effectieve volume in de pompput moet zodanig groot zijn, dat
de pomp het maximaal toegestane aantal inschakelingen niet
overschrijdt. Zie de installatie- en bedieningsinstructies voor de
pomp.
6.2 De pompregelaar installeren
Zie de installatie- en bedieningsinstructies voor het besturingssy-
steem.
6.2.1 Vlotterschakelaars
Als vlotterschakelaars zijn geselecteerd, kunnen deze worden
bevestigd aan een buis die uit de put gehesen kan worden. Hier-
door kunnen de instellingen van de vlotterschakelaars gemakke-
lijk gewijzigd worden.
Merk op dat de onderste vlotterschakelaar (voor uit-
schakeling) de pomp moet uitschakelen voordat het
niveau in de put daalt tot onder het minimumniveau
van de pomp. Zie de installatie- en bedieningsin-
structies voor de pomp.
A
B
Afb. 22 De vlotterschakelaars afstellen
A
Minimaal 300 mm
B
50 tot 100 mm
C
Bedrijfsbereik 110 mm
Afstand B mag niet te groot zijn omdat anders de
vlotterschakelaar vast kan gaan zitten in andere
delen van de opstelling.
6.2.2 Druktransducer
Als een druktransducer wordt gebruikt, installeert u deze in een
beschermende pijp om verontreiniging en afzettingen te voorko-
men.
6.2.3 Andere apparatuur voor niveauregeling
Zie de installatie- en bedieningsinstructies van de apparatuur.
7. Elektrische aansluiting
Zie de installatie- en bedieningsinstructies van de pomp en het
besturingssysteem.
7.1 De kabels installeren
Leid de kabels voor de niveauschakelaars en de pomp via een
kabeldoorvoer aan de zijkant van de put.
C
Afb. 23 Kabeldoorvoer
De elektrische aansluitingen dienen door een erkend
installateur te worden uitgevoerd, in overeenstem-
ming met de lokale regelgeving.
WAARSCHUWING
Elektrische schok
Dood of ernstig persoonlijk letsel
- De pomp of pompregelaar moet zijn verbonden
met een externe noodstop.
Als de hoofdschakelaar wordt gebruikt als nood-
stop, moet deze voldoen aan EN 60204-1, 10.8.4.
GEVAAR
Elektrische schok
Dood of ernstig persoonlijk letsel
- Voordat u met werkzaamheden aan het product
begint, dient u er zeker van te zijn dat de elektrici-
teitstoevoer is uitgeschakeld en niet per ongeluk
kan worden ingeschakeld.
Installeer geen Grundfos besturingskasten en het
vrije uiteinde van de voedingskabel binnen in de
pompput.
Zorg er bij montage of demontage van de pomp voor
dat de kabels niet worden afgekneld of beschadigd.
Pas de lengte van de voedingskabel aan door deze
op te rollen op een trekontlaster, zodat de kabel niet
beschadigd kan raken tijdens het functioneren. Maak
de trekontlaster vast aan een geschikte haak boven
in de put.
Zorg ervoor dat de kabel niet wordt geknikt of afge-
kneld.
Nadat de pomp en kabels zijn gemonteerd, hangt u
de kabels zodanig op dat zij volledig onbelast zijn.
Als er corrosieve gassen aanwezig zijn, adviseren wij
u een gasdichte kabeldoorvoer te gebruiken.
13