Naam
Deze parameter maakt het mogelijk een andere naam dan de originele aan de automatisering toe te kennen, om de identifica-
tie ervan te vergemakkelijken (bijv. "poort noordzijde").
De naam mag uit maximaal 24 tekens bestaan, inclusief spaties.
Geheel
Deze parameter kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 63, de in de fabriek ingestelde waarde is "0".
Het geheel is een nummer dat verplicht moet worden toegekend aan iedere reductiemotor, ontvanger of andere inrichting die in
een BusT4 netwerk kan worden aangesloten, om de "homezone" ervan aan te geven. Vervolgens zal het tijdens het gebruik van
de automatiseringen binnen een samengestelde installatie mogelijk zijn alle inrichtingen met hetzelfde geheelnummer tegelijker-
tijd aan te sturen.
Adres
Deze parameter kan worden ingesteld op een waarde tussen 1 en 127, de in de fabriek ingestelde waarde is 3.
Het adres is een nummer dat verplicht moet worden toegekend aan iedere reductiemotor, ontvanger of andere inrichting die in
een BusT4 netwerk kan worden aangesloten, om deze inrichting te onderscheiden van de andere inrichtingen die deel uitma-
ken van een geheel. Het is dus noodzakelijk dat de inrichtingen van een geheel allemaal een verschillend adres hebben.
Groep
Deze parameter kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 15, de in de fabriek ingestelde waarde is "0". Deze functie
maakt het mogelijk om aan een inrichting die moet worden aangestuurd (bijvoorbeeld een reductiemotor of een andere inrich-
ting die in een BusT4 netwerk kan worden aangesloten), een nummer toe te kennen dat aangeeft dat de inrichting in kwestie tot
een bepaalde "aansturingsgroep" behoort. Van een groep kunnen meerdere inrichtingen deel uitmaken, die ook tot verschillen-
de gehelen kunnen behoren. Er kunnen maximaal 14 groepen met inrichtingen worden aangemaakt, en eenzelfde inrichting
kan in 4 verschillende groepen worden opgenomen.
In een netwerk met verschillende inrichtingen maakt deze functie het mogelijk:
- tegelijkertijd verschillende in een groep, opgenomen inrichtingen aan te sturen, ook als deze tot verschillende gehelen behoren;
- één enkele ontvanger, geïnstalleerd in één van de tot de groep behorende inrichtingen, gebruiken om alle inrichtingen die deel
van deze groep uitmaken aan te sturen.
Firmware versie (kan niet gewijzigd worden)
Met deze functie kan de firmware-versie van een inrichting worden weergegeven.
Hardware versie (kan niet gewijzigd worden)
Met deze functie kan de hardware-versie van een inrichting worden weergegeven.
Serienummer (kan niet gewijzigd worden)
Met deze functie kan het serienummer, dat een inrichting op eenduidige wijze identificeert, worden weergegeven. Dit nummer is
voor iedere inrichting verschillend, ook als de inrichtingen van hetzelfde model zijn.
Wachtwoordbeheer:
Deze functie is nuttig om de toegang tot alle of enkele van de programmeerfuncties van een inrichting door onbevoegde perso-
nen te beperken. Als een inrichting door een wachtwoord is beschermd, is het om een programmeersessie te kunnen beginnen
noodzakelijk eerst een "log in" procedure uit te voeren en na afloop van de sessie een "log out" procedure. Opmerking – De "log
out" procedure maakt het mogelijk de toegang aan onbevoegde personen te ontzeggen door het bestaande wachtwoord
opnieuw te activeren. Let op! – Bij het programmeren van het wachtwoord op meerdere inrichtingen (bijvoorbeeld, het wacht-
woord van de Oview, het wachtwoord van de besturingseenheid, van de ontvanger etc.), verdient het de aanbeveling één en
hetzelfde wachtwoord te gebruiken dat voor alle inrichtingen, met inbegrip van de Oview, gelijk is. Op die manier voor-
komt u dat er bij iedere verandering van inrichting gedurende het gebruik van de Oview of de bijbehorende software een nieu-
we "log in" procedure moet worden uitgevoerd.
In de inrichtingen (inclusief de Oview) kunnen twee soorten wachtwoorden geprogrammeerd worden:
- het gebruikerswachtwoord, dat uit maximaal 6 alfanumerieke tekens bestaat. Let op! – Gebruik geen hoofdletters.
- het installateurswachtwoord, dat uit maximaal 6 alfanumerieke tekens bestaat. Let op! – Gebruik geen hoofdletters.
Zoekfunctie bluebus
Deze functie maakt het mogelijk de leerprocedure van de met de ingang Bluebus en de ingang ALT van de besturingseenheid
van een automatisering verbonden inrichtingen te activeren. Belangrijk – Om het zoeken van de inrichtingen te activeren moet
ALGEMENE FUNCTIES
FUNCTIES BESTURINGSEENHEID
Installatie