!
L E T O P
•
Er moet een rubberen afdichting worden gebruikt (meegeleverd), anders
kan er waterlekkage ontstaan.
•
Let op de plaats van de afsluitkleppen en de richting van de afsluitkleppen
en de aftvoerkraan. Deze zijn essentieel voor het onderhoud.
•
Schroef de afsluitkleppen vast met twee moersleutels.
(2) Extra waterzeef
!
L E T O P
•
Plaats een waterzeef van 50 maas of meer aan de waterinlaatzijde van
de waterleidingen. Anders kan schade aan de plaatwarmtewisselaar
ontstaan. In de plaatwarmtewisselaar stroomt water door een nauwe
ruimte tussen de platen. Waardoor bevriezing of corrosie kan optreden
als vreemde deeltjes of stof de waterstroom tussen de platen verstoppen.
•
Dit is niet nodig wanneer de koelmodus niet wordt gebruikt.
(50 mesh of meer aanbevolen)
Waterdebietrichting
•
De aansluiting van de waterleidingen moet worden voltooid na het
spoelen van het watersysteem.
Waterzeef
13
8.3.2 Afvoerleiding aansluiten
Sluit voor een goede afvoer de afvoerleiding van de unit aan op
het algemene afvoersysteem.
Stap 1
Steek de
afvoerleiding voor
de veiligheidsklep
in de afvoerleiding
voor de binnenunit.
Afvoerleiding voor
de veiligheidsklep
(fabrieksinstelling)
Afvoerleiding voor
de binnenunit
(niet meegeleverd).
?
O P M E R K I N G
•
De veiligheidsklep treedt in werking wanneer de waterdruk 3 bar bereikt.
Stap 2
Steek de afvoerleiding
van de binnenunit
volledig tot in het
uiteinde van de
slangaansluting.
Bevestig de
afvoerleiding aan de
afvoerslang met de
meegeleverde klem.
Klem voor de
afvoerleiding
(meegeleverd)
Afvoerleiding voor
de binnenunit
(niet meegeleverd).
Stap 3
Isoleer de afvoerleiding nadat u de
afvoerslang hebt aangesloten.
?
O P M E R K I N G
•
Controleer of het water zonder belemmering stroomt.
•
De aftapleiding is niet nodig wanneer de koeling niet wordt gebruikt.
•
Aanbevolen wordt een afvoerleiding van polyvinylchloride met een
binnendiameter van 1 inch.
•
Zorg ervoor dat de afvoerleiding stevig wordt bevestigd met de klem,
anders kan er water lekken.
•
De afvoerleiding moet altijd aan de atmosfeer blootgesteld zijn, vorstvrij
zijn en neerwaarts hellen, voor het geval dat er water uitlekt.
LEIDINGEN