Ga met name voorzichtig te werk op
onoverzichtelijke plekken, bosjes, bomen
en andere hindernissen waarachter zich
personen, met name kinderen, of dieren
kunnen bevinden.
Stop de zitmaaier meteen en schakel de
maaimessen uit wanneer er iemand
binnen het maaibereik komt.
Houd de zone vóór het voertuig
voortdurend in de gaten. Let op
hindernissen om deze tijdig te kunnen
ontwijken.
Controleer voordat u achteruit rijdt altijd de
zone achter de zitmaaier en koppel indien
aanwezig het combi-apparaat los. Maai
nooit achteruit als dit niet beslist
noodzakelijk is. Wees bij het achteruit
rijden bijzonder voorzichtig en controleer
voorafgaand aan het maaien het gehele
gebied achter de zitmaaier grondig.
Laat als u met een groep aan het werk
bent, de anderen steeds tijdig weten wat u
van plan bent. Neem de veiligheidsafstand
in acht!
Verlaag steeds de rijsnelheid voordat u
van richting verandert, zodat u altijd de
machine onder controle houdt en de
zitmaaier ook niet kan kantelen.
Let bij het werken in de buurt van wegen
en bij het oversteken van verkeerswegen
op andere verkeersdeelnemers.
Wees bijzonder voorzichtig bij het maaien
in de buurt van wegen, fietspaden en
wandelpaden. Weggeslingerde
onderdelen kunnen ernstig letsel en zware
schade tot gevolg hebben.
Ledig de grasopvangbox uitsluitend vanaf
de bestuurdersstoel.
Schakel vóór het ledigen van de
grasopvangbox het maaimes altijd uit en
wacht totdat het mes stil staat.
186
Wanneer de zitmaaier met combi-
apparaten wordt gebruikt, moeten steeds
de meegeleverde aanwijzingen en
veiligheidsvoorschriften worden gevolgd.
Schakel de aandrijving uit, schakel de
verbrandingsmotor uit en wacht tot het
maaimes volledig stilstaat, trek de
handrem aan en verwijder de
contactsleutel:
– voordat u blokkades opheft of
verstoppingen in het uitwerpkanaal
verwijdert,
– voordat u de zitmaaier gaat controleren,
reinigen of eraan gaat werken,
– als het maaimes een vreemd voorwerp
heeft geraakt. Zoek naar
beschadigingen aan de machine en
aan het snijgereedschap en laat de
vereiste reparaties uitvoeren voordat u
de machine opnieuw start,
– als het apparaat abnormaal hard begint
te trillen. De robotmaaier moet
onmiddellijk worden gecontroleerd.
– bij het achterlaten of het transport van
het apparaat.
Schakel de verbrandingsmotor uit en
wacht totdat het maaimes geheel stil staat:
– vóór het bijvullen van brandstof,
– vóór het afhaken van de
grasopvangbox.
Werken op hellingen:
Op hellingen gebeuren vaak ongevallen
doordat men de controle over de machine
verliest of doordat deze omvalt. Dit kan
leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel.
Er bestaat geen "veilige" helling. Bij het
rijden op met gras begroeide hellingen is
bijzondere opmerkzaamheid vereist.
Om veiligheidsredenen mag het apparaat
niet op hellingen steiler dan 10° (17,6 %)
worden gebruikt. Kans op letsel!
Een helling van 10° betekent een verticale
stijging van 17,6 cm bij een horizontale
lengte van 100 cm.
Voor gegarandeerd voldoende smering
van de verbrandingsmotor moeten bij het
gebruik van het apparaat op hellingen ook
de instructies in de meegeleverde
gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor in
acht worden genomen.
Wanneer u de helling niet achterwaarts
omhoog kunt rijden of als u niet zeker bent,
is het aan te raden om de helling niet op te
rijden.
Start of stop bij voorkeur niet op hellingen.
Gebruik de machine niet op plekken zoals
hellingen of sloten waar deze kan kantelen
of wegglijden. De kans op kantelen of
wegglijden wordt groter naarmate de
ondergrond losser of vochtiger is.
Rijd op hellingen altijd in de lengterichting.
Bij het dwars rijden is er meer kans op
kantelen.
Wijzig bij ritten op hellingen niet abrupt de
snelheid of de richting. Voor het maaien
onder zulke omstandigheden dient de
zitmaaier voorzichtig, rustig en gelijkmatig
te worden bediend.
Verander op hellingen niet van richting.
Keer op hellingen alleen wanneer dit
onvermijdelijk is; rijd indien mogelijk
langzaam en in brede bogen
bergafwaarts.
0478 193 9905 B - NL