Montagehandleiding
Voor de montage a.u.b. zorgvuldig lezen.
Met de montage mag uitsluitend gekwalificeerd
montagepersoneel worden belast!
Een foutieve montage kan persoonlijk letsel
veroorzaken of schade berokkenen!
Door een onvakkundig doorgevoerde montage
vervalt de aansprakelijkheid van de fabrikant.
Montagevoorbereiding
1. Voor de aansluiting op het net moet door de
opdrachtgever een stopcontact geïnstalleerd zijn
- de bijgevoegde kabel voor de netaansluiting
heeft een lengte van ca.1 m.
2. Controleer de stabiliteit van de deur. Schroeven
en moeren aan de deur natrekken.
3. Controleer de juiste deurloop. Assen en lagers
smeren. Veervoorspanning controleren,
eventueel corrigeren.
4. Voorhanden deurvergrendelingen
(slotkrampplaat en dagschoot) demonteren.
5. Bij garages zonder tweede ingang is een
noodontgrendeling (toebehoren) vereist.
6. Als de garagedeur is voorzien van een klinket,
monteer dan het klinketcontact.
0
Vereiste gereedschappen
- Boormachine met 6 mm steenboor
- Stabiele zijsnijder
Schroefsleutel sleutelwijdte 10, 13 en 17 mm
- Sleufschroevendraaier, breedte 3 mm
- Kruiskopschroevendraaier, breedte 2 x 100
Omvang van de levering
Motorkop, (1) met spiraalkabel (3), controller (2)
met gloeilamp 40W sokkel E27, hefarm (5),
deurconsole (6), tandriem, zak met toebehoren,
handzender inclusief batterij alcaline, looprol voor
iso20 en AL (achterliggende torsieas), looprol voor
VL (voorliggende torsieas), looprolbok, deurgreep.
Let op: Controleer voor het gebruik of de
bijgevoegde schroeven en pluggen geschikt zijn
voor de specifieke voorwaarden ter plaatse.
1
Keuze van de montagezijde
Kies de montagezijde volgens de specifieke
voorwaarden ter plaatse. Standaard montagezijde
is vanuit garage gezien rechts 1a. Zie
bijzondere montagesituaties.
Bovenste looprol en looprolbok aan de deur
(aandrijfzijde) demonteren en bijgevoegde
looprolbok monteren 1b.
Looprail voor het optimale functioneren insproeien
met siliconenspray.
2
Montage van de tandriem
De bovenste looprail van de deur wordt gebruikt
voor de montage van de aandrijfeenheid. Tandriem
met voorgemonteerde eindbevestiging in de
looprail plaatsen (tandriemrug naar boven).
Eindbevestiging met haak op verticaal
vormeindstuk steken 2a.
Voor het ontgrendelen van het aandrijfwiel hendel
bedienen 2b.
Tandriem als in 2c en 2d weergegeven door de
aandrijfwielen van de motorkop leiden.
Aandrijving met de aandrijfwielen in de bovenste
looprail 2e plaatsen.
Eind van de tandriem door de opening in de
eindverbindingshoek 2f schuiven.
Deze montage-, bedienings- en onderhoudsinstructie voor de volledige gebruiksduur goed bewaren.
3
Achterste tandriembevestiging monteren
Leid de tandriem door de eindbevestiging heen en
hou hem gespannen 2f. Steek de helften van de
hulzen volgens de afbeeldingen 3a t / m 3c op de
tandriem. Breng de kartelmoer 3d aan en span de
tandriem los - vast vóór door aan de kartelmoer te
draaien 3e. Wanneer de tandriem uitsteekt kan
deze worden ingekort.
4
Bovenste looprol plaatsen
Bovenste looprollen overeenkomstig het deurtype
kiezen 4a.
Looprol in de looprail plaatsen 4b, volgens
afbeelding 4c instellen en vastschroeven.
5
Deurconsole bevestigen
Deurconsole op de daarvoor bestemde boringen
van de bovenste deurbladsectie plaatsen en met 3
plaatschroeven 6,3 x 16 vastschroeven.
6
Hefarm plaatsen
Hefarm op de bout van de motorkop plaatsen 6a
en met clip borgen 6b.
Andere kant van de hefarm tussen de deurconsole
houden 6c, bout doorsteken en met clip borgen
6d. Verbinding deur met aandrijving 6e.
7
Glijstuk
Glijstuk op het looprailprofiel steken 7a, in de
achterste opening aan de motorkop schuiven en
met schroef 4,2 x 13 vastschroeven 7b.
8
Netaansluitkabel
Aan de achterkant van de controller 8a bevindt
zich een ruimte waarin eventueel het overtollige
gedeelte van de netaansluitkabel kan worden
opgeborgen 8b.
9
Aansluiting spiraalkabel
Aan de achterkant van de controller bevindt zich
een kabelklem 9a voor de spiraalkabel.
Bruine ader links (1) en blauwe ader (2) rechts in
de klem steken 9b. Kabel vervolgens door het
labyrint leiden 9c.
10
Bevestiging van de controller
De controller aan de zijwand monteren. Op een
afstand van ca. 1 m naar de deur en 1,50 m naar
26
en
27
voor
de vloer positie voor de eerste boring voor paspen
markeren 10a, gat boren, plug plaatsen en schroef
niet volledig indraaien. Controller met sleutelgat op
de schroef plaatsen 10b. Apparaat uitrichten en de
andere montageopeningen markeren 10c, boren,
pluggen en met schroeven 4,2 x 32 vastschroeven
10d.
11
Muurklem
Spiraalkabel verticaal omhoog houden 11a. De
max. uitrekking van de horizontaal geleide kabel
mag niet meer dan het drievoudige van de
oorspronkelijke lengte bedragen. Muurklem op het
knikpunt vastklemmen 11b. Klem aan de muur
houden, markeren, boren, pluggen en met schroef
4,2 x 45 vastschroeven 11c.
Aansluitschema / richten van de antenne
12
Aanwijzingen:
- Klem geen spanningvoerende leidingen aan,
sluit uitsluitend potentiaalvrije toetsen en
potentiaalvrije relaisuitgangen aan.
- Voor de eerste inbedrijfstelling dient de
aandrijving te worden gecontroleerd op het
juiste en veilige functioneren (zie onderhoud
/ inspectie).
E. Aansluiting voor de antenne
Antenne aan de kastuitgang naar boven
leiden 13b.
Bij het gebruik van een externe antenne dient de
afscherming op de naastliggende klem (F,
rechts) te worden gelegd.
F. Aansluiting voor een externe impulsgever
(toebehoren, bv. sleutel - of codetoets)
G.Ingang STOP A
Aansluiting voor beveiligingen (toebehoren, bv.
klinketcontact). Een onderbreking aan deze
ingang heeft een onderbreking van het open -
c.q. sluitproces tot gevolg c.q. verhindert het
starten van de aandrijving in beide richtingen.
H. Ingang STOP B
Aansluiting voor beveiligingen (toebehoren, bv.
eenrichtingsfotocel )Een onderbreking aan deze
ingang heeft automatisch tot gevolg dat de
aandrijving direct omdraait en wel uitsluitend in
het sluitproces.
I. Voeding 24 V ~
(bv. voor een eenrichtingsfotocel), aansluiting
mag met max. 100 mA worden belast.
J. Insteekvoetje voor draadloze ontvanger
K. Aansluiting voor een externe randgeaarde
verlichting of signaallamp (beveiliging klasse II,
max. 500W).
13
Lampekap
De lampekap dekt het klemmenbereik af. Hiervoor
wordt het achterste gedeelte van de lampekap
onder de geleidingen van de controller
doorgevoerd 13b. Lampekap met twee
plaatschroeven 4,2 x 16 bevestigen 13c.
14
Bedieningselementen
De bedieningselementen voor het programmeren
van de deuraandrijving bevinden zich achter de
witte afdekking. De afdekking wordt met een
schroevendraaier geopend 14a.
Na het programmeren van de aandrijving wordt de
afdekking weer gesloten en dient als inwendige
druktoets 24.
A. De cijfers dienen voor de aanduiding van het
menupunt van de ingestelde waarde en voor de
foutenanalyse.
a. De punt brandt als teken dat de installatie
bedrijfsklaar is en knippert als bevestiging van
geleerde codes van handzenders.
B. Toets
dient tijdens de instelling voor het
omhoogzetten en buiten het menu als starttoets.
C. Toets
dient tijdens de instelling voor het
omlaagzetten.
D. Toets
dient voor het oproepen van het
afstelmenu, voor het veranderen van de
menupunten en voor het opslaan van de
instellingen.
Het programmeren van de besturing is
menugestuurd. Door het indrukken van de toets
wordt de menusturing opgeroepen. De cijfers van
de indicator geven de stap van het menu weer. Na
ca. 2 seconden knippert de indicator en de
instelling kan met behulp van de toetsen
worden gewijzigd. Met de toets
ingestelde waarde opgeslagen en het programma
gaat automatisch over naar de volgende
menustap. Door de toets verschillende keren
achter elkaar in te drukken, kunnen menustappen
worden overgesprongen.
NL
en
wordt de