te verzorgen; lees steeds de aanwijzingen op de zaadver-
pakkingen met betrekking op de maaihoogte, en al naarge-
lang de groeicondities van de zone waar men werkt.
Houd er rekening mee dat de meeste soorten gras uit een
steel en een of meerdere bladeren bestaan. Als de blade-
ren volledig afgemaaid worden, wordt het gazon bescha-
digd en zal het moeilijker teruggroeien.
Over het algemeen, gelden de volgende aanwijzingen:
– e en te laag maainiveau veroorzaakt scheuren en leegtes
in het grasveld, en een "gevlekt" aspect";
– i n de zomer, moet het gras hoger gemaaid worden om te
vermijden dat het terrein uitdroogt;
– m aai het gras niet wanneer het nat is; dit zou de werk-
zaamheid van de snij-inrichting verminderen omwille van
het gras dat eraan vastkleeft en zou scheuren in het gras-
veld veroorzaken;
– i ndien het gras bijzonder hoog is, is het raadzaam eerst
op de maximaal toegestane hoogte te maaien en ver-
volgens een tweede maaibeurt te doen na twee of drie
dagen.
3.4
Einde van het werk
Laat, na het werken, de hendel (1) van de rem los en maak
het dopje van de bougie (2) los.
• Modellen met elektrisch start met sleutel
Verwijder de contactsleutel (3).
• Modellen met elektrisch start met toets
Duw op het lipje (5) en verwijder de consensussleutel (4).
WACHT TOT DE SNIJ-INRICHTING STIL STAAT, vooral-
eer eender welke ingreep uit te voeren.
4. GEWOON ONDERHOUD
Bewaar de grasmaaier op een droge plaats.
BELANGRIJK Een regelmatig en zorgzaam onderhoud is
onontbeerlijk om de veiligheid en originele performances van
de machine mettertijd te behouden.
Iedere ingreep voor afstelling of onderhoud moet uitge-
voerd worden bij stilstaande motor, en na de kabel van de
bougie losgemaakt te hebben.
1) D raag robuuste werkhandschoenen bij alle ingrepen
voor reiniging, onderhoud of afstelling van de machine.
2) R einig de machine zorgvuldig met water na ieder ge-
bruik; verwijder de resten van gras en modder die bin-
nen het chassis opgestapeld worden om te vermijden
dat deze resten, wanneer ze opdrogen, een volgend op-
starten moeilijk maken.
3) D e verf aan de binnenkant van het chassis kan metter-
tijd loskomen ten gevolge van de krassende actie van
het gemaaide gras; in dit geval moet men onmiddellijk
de verflaag bijwerken met een antiroestverf, om de vor-
ming van roest te voorkomen, die tot corrosie van het
metaal zou kunnen leiden.
4) I ndien toegang tot het binnendeel van de machine nodig
is, moet de machine op de kant die aangegeven is in de
handleiding van de motor, gelegd worden, volgens de in-
structies, en moet men zich ervan verzekeren dat de ma-
chine stabiel is alvorens eender welke ingreep uit te voe-
ren. Bij de modellen met zijdelingse uitlaat, moet men de
aflaatdefector verwijderen (indien gemonteerd - zie 3.1.d).
5) G iet geen benzine op de plastic onderdelen van de mo-
tor of de machine, om schade te voorkomen en verwij-
der onmiddellijk elk spoor van benzine dat eventueel ge-
morst werd. De garantie dekt geen schade aan de plas-
tic onderdelen, veroorzaakt door benzine.
6) V oor de interne reiniging van het frame, gebruikt met de
speciale aansluiting (1) voor de waterslang (indien voor-
zien). Voor de reiniging, brengt men de maaihoogte vol-
ledig omlaag, vervolgens start men de motor en scha-
kelt men de snij-inrichting in, terwijl men steeds achter
de steel van de grasmaaier blijft.
7) O m de goede werking en levensduur van de machi-
ne te verzekeren, is het raadzaam de olie an de mo-
tor regelmatig te vervangen, volgens de frequentie die
aangegeven is in de Handleiding van de motor zelf.
De olie kan nabij een gespecialiseerd centrum afgelaten
worden, ofwel door ze met een spuit uit de vulopening
op te zuigen; houd er rekening mee dat het noodzake-
lijk kan zijn deze handeling meerdere keren te herha-
len om er zeker van te zijn dat de carter volledig leeg is.
Verzeker u ervan dat de olie bijgevuld werd, vooral-
eer de machine weer te gebruiken.
4.1 Onderhoud van de snij-inrichting
Iedere ingreep aan de snij-inrichting kan het best steeds
door een gespecialiseerd centrum uitgevoerd worden, dat
over het meest geschikte gereedschap beschikt.
Voor deze machine is het gebruik van een snij-inrichting
voorzien met de code die aangegeven is in de tabel op
pagina vi
Gezien de ontwikkeling van het product, kan de boven ver-
melde snij-inrichtingen in de loop van de tijd vervangen
worden door een andere, met soortgelijke eigenschap-
pen voor wat betreft verwisselbaarheid en functionele vei-
ligheid.
4.2 Regeling van de aandrijving
Voor de modellen met aandrijving wordt de juiste spanning
van de riem verkregen met behulp van de moer (1), tot de
aangewezen waarde verkregen wordt (6 mm).
4.3 Herladen van de batterij (indien voorzien)
• Modellen met elektrisch start met sleutel
Om een platte batterij te herladen, verbindt men deze aan
de batterijlader (1) volgens de instructies in de onderhouds-
gids van de batterij.
Sluit de batterijlader niet rechtstreeks aan op de klem van
de motor. De motor kan niet gestart worden gebruik ma-
kend van de batterijlader als voedingsbron, omdat deze
laatste beschadigd kan worden.
Als men voorziet de grasmaaier gedurende lange tijd niet
te gebruiken, moet men de batterij loskoppelen van de be-
kabeling van de motor, maar wel een degelijk laadniveau
verzekeren.
• Modellen met elektrisch start met toets
Voor de aanwijzingen met betrekking op de autonomie, de
herlading, de stalling en het onderhoud van de accu, dient
men de aanwijzingen in de handleiding van de motor in
acht te nemen.
4.4 Regeling van de kabel van de regelaar
(indien voorzien)
Deze regeling moet uitgevoerd worden wanneer de hendel
(1) niet in de stand «
Met de hendel (1) in stand «
de kabel in de richting aangegeven door het pijltje, net zo-
veel totdat de hendel in de stand blijft staat.
BELANGRIJK De regeling gebeurt wanneer de motor uit-
geschakeld is.
NL - 6
» blijft.
», draai het register (2) van