1) MOTOR/DRUKSCHAKELAAR: Deze schakelaar wordt gebruikt om de
luchtcompressor te starten en te stoppen. Door de schakelaar in de stand On (1) te
plaatsen, wordt er automatisch spanning naar de drukschakelaar gevoerd waarmee de
motor kan worden gestart wanneer de druk in de luchttank daalt tot beneden de
fabrieksmatig ingestelde inschakeldruk. In de stand On (1) stopt de drukschakelaar de
motor wanneer de druk in de luchttank de fabrieksmatig ingestelde uitschakeldruk
bereikt. Als veiligheidsvoorziening beschikt deze schakelaar ook over een drukregelklep
die zich aan de zijde van de schakelaar bevindt en die ontworpen is om automatisch de
perslucht af te laten uit de pompkop van de luchtcompressor en diens afvoerleiding
wanneer de luchtcompressor de uitschakeldruk bereikt of wordt uitgeschakeld. Hierdoor
kan de motor normaal opnieuw starten. Door de schakelaar in de stand Off te plaatsen,
wordt de spanning naar de drukschakelaar onderbroken en stopt de luchtcompressor.
2) THERMISCHE OVERBELASTING VAN DE MOTOR: De elektrische motor is
voorzien van een beveiliging tegen thermische overbelasting. Wanneer de motor
vanwege een bepaalde reden oververhit, schakelt de thermische
overbelastingsbeveiliging de spanning uit, waardoor wordt voorkomen dat de motor
beschadigd raakt. Wacht tot de motor is afgekoeld. De motor is tevens voorzien van een
magnetische verbreekcontact. Reset de schakelaar wanneer deze geactiveerd is.
3) LUCHTINLAATFILTER: Dit filter is ontworpen om de instromende lucht in de pomp te
reinigen. Om ervoor te zorgen dat de pomp continu wordt voorzien van schone, koele,
droge aanvoer van lucht, moet dit filter altijd schoon zijn en de ventilatie-openingen vrij
van obstakels. Het filter kan worden verwijderd voor reiniging in een warm sopje. Spoel
het filter en laat het aan de lucht drogen.
4) LUCHTCOMPRESSORPOMP: Om de lucht samen te persen, beweegt de zuiger
omhoog en omlaag in de cilinder. Tijdens de slag omlaag wordt de lucht via de
luchtinlaatklep naar binnen gezogen terwijl de uitlaatklep gesloten blijft. Tijdens de slag
omhoog wordt de lucht samengeperst, de inlaatklep wordt gesloten en perslucht wordt
naar buiten geperst via de uitlaatklep, in de afvoerleiding, via de keerklep in de
luchttank.
5) VEILIGHEIDSONTLASTINGSKLEP: Deze klep is ontwikkeld om systeemstoringen te
voorkomen door de druk in het systeem te verlagen wanneer de perslucht een vooraf
ingesteld niveau bereikt. De klep is vooraf ingesteld door de fabrikant en mag op geen
enkele wijze worden aangepast. Om de juiste werking van de klep te controleren, trekt u
aan de ring. De perslucht moet ontsnappen. Wanneer de ring wordt losgelaten, sluit de
klep weer.
6) AFTAPKLEP LUCHTTANK: De aftapklep wordt gebruikt om vocht uit de
luchttank(s) te verwijderen nadat de luchtcompressor uitgeschakeld is. Probeer
NOOIT de aftapklep te openen wanneer de luchtdruk in de luchttank 0.7 bar of
meer is! Om de aftapklep te openen, draait u de knop linksom. Kantel de tank om
er zeker van te zijn dat alle condensatie via de klep wordt afgetapt.
7) LUCHTTANKDRUKMETER: De luchttankdrukmeter geeft de reserveluchtdruk in
de luchttank(s) aan.
8) UITLAATDRUKMETER De uitlaatdrukmeter geeft de luchtdruk aan die
beschikbaar is aan de uitlaatzijde van de drukregelaar. Deze druk wordt geregeld
door de drukregelaar en is altijd minder of gelijk aan de luchttankdruk.
9) DRUKREGELAAR: De luchtdruk van de luchttank wordt geregeld met de regelknop.
Draai de drukregelaarknop rechtsom om de uitlaatdruk te vergroten en linksom om de
uitlaatdruk te verkleinen.
10) AFVOERLEIDING: Let op: de afvoerleiding is zeer heet.
HEET! Verwijder de bescherming niet. Hoge temperaturen na langdurig gebruik.
COMPRESSORKENMERKEN
9
1
2
3
5
.
6
7
8
9
10