Elk alarm van een van de autonome rookmelders wordt
doorgestuurd naar alle gekoppelde autonome rookmelders.
Koppeling van een nieuwe melder
Volg de onderstaande procedure om een nieuwe autonome
rookmelder te koppelen.
De koppeling van de melders wordt opgeslagen, zelfs als de
autonome rookmelder buiten werking gesteld is.
1.
Schakel de autonome rookmelder in door het lipje te
verwijderen. Zie Figuur 6, item 1.
Er weerklinken 5 pieptonen.
2.
Maximaal 20 seconden: Druk tijdens de initialisatiefase op
de testknop voor toegang tot de koppeling met een
bestaande autonome rookmelder.
Er weerklinkt 1 pieptoon.
3.
Als u een reeks pieptonen hoort, plaatst u het lipje terug,
wacht u 30 s en begint u opnieuw vanaf stap 1.
De testknop knippert blauw (1 knippering / 2 s) en gaat in
de koppelingsstand-bymodus (deze modus wordt
automatisch verlaten na 15 minuten, wat aangegeven
wordt door een geluidssignaal met 2 tonen). Als dit niet
het geval is, moet u het lipje terugplaatsen, 30 seconden
wachten en opnieuw beginnen vanaf stap 1.
Druk op de testknop van een reeds geïnstalleerde
4.
autonome rookmelder. Er weerklinkt een lange pieptoon
en het blauwe controlelampje knippert onopvallend om de
draadloze identificatiecode door te geven. De nieuwe
autonome rookmelder laat reeksen pieptonen weerklinken
om de kwaliteit van de draadloze verbinding aan te geven.
Volg de volgende instructies.
Controle van de kwaliteit van de draadloze
verbinding
De autonome rookmelder is uitgerust met een geïntegreerd
instrument om de kwaliteit van de draadloze verbinding te
meten. U kunt controleren of het op de gekozen plaats
mogelijk is om een draadloze verbinding te maken met de
reeds geïnstalleerde autonome rookmelders.
Signalen
Interpretatie van de kwaliteit van het draadloze
signaal
Ontoereikend of geen niveau (er zijn te veel
1 pieptoon / 2 s
obstakels in de richting van de dichtstbijzijnde
melder)
Laag niveau, installatie wordt afgeraden, probeer
2 pieptonen/ 2 s
het een paar stappen verder.
3 pieptonen/ 2 s
Toereikend niveau, installatie is mogelijk
4 pieptonen/ 2 s
Correct niveau, installatie is mogelijk
5 pieptonen/ 2 s
Maximaal niveau, probleemloze installatie
1.
Lokalisatie aan de gang: U kunt naar de gekozen plaats
gaan om de verbinding van de autonome rookmelder te
controleren. Er weerklinken reeksen pieptonen naargelang
van de kwaliteit van de draadloze verbinding (zie tabel
hieronder).
2.
Positie OK: Druk op de testknop om de plaats van de
autonome rookmelder te bevestigen. Er weerklinkt een
reeks snelle pieptonen en het blauwe controlelampje
knippert enkele ogenblikken snel, wat aangeeft dat de
koppeling geslaagd is.
P/N 466-6831-ML • REV A • ISS 04APR23
3.
Bevestig de sokkel.
4.
Installeer de autonome rookmelder (draai de melder naar
rechts tot hij vastklikt).
5.
Om de koppeling te controleren, drukt u op de testknop
van de nieuwe autonome rookmelder, waarna het
geluidsalarm weerklinkt, het blauwe controlelampje gaat
branden en het alarmsignaal en het rode controlelampje
van de andere autonome rookmelders ingeschakeld
worden.
Herhaal dit proces voor elke nieuwe te koppelen autonome
rookmelder. U kunt een nieuwe autonome rookmelder
koppelen met om het even welke autonome rookmelder die al
gekoppeld is.
Alarmuitschakelfunctie
De autonome rookmelder is uitgerust met een functie die het
alarmsignaal kan uitschakelen:
•
Wanneer de bron van de rook gevonden is.
•
Ter preventie vóór de mogelijke aanwezigheid van rook.
Voorbeeld: rook die afkomstig is van een broodrooster, een
frituurpan, een sigaret of een activiteit in de werkplaats. Het
alarmsignaal wordt na 10 minuten automatisch weer
ingeschakeld. De autonome rookmelder begint dan opnieuw
normaal te werken. Zo kunt u de ruimte ventileren zonder het
geluidsalarm te horen, en kunt u het alarmsignaal op alle
autonome rookmelders in de groep uitschakelen. Als er
meerdere autonome rookmelders aan elkaar gekoppeld zijn,
heeft deze werkingsmodus alleen betrekking op de
uitgeschakelde autonome rookmelder.
Uitschakeling bij aanwezigheid van rook
Aanwezigheid van rook:
•
1 rode knippering / 1 s
•
Geluidsalarm
Druk op de testknop. Het alarmsignaal stopt. Ook op de
gekoppelde autonome rookmelders.
De uitschakeling wordt gedurende 10 minuten geactiveerd:
1 rode knippering / 7 s (bij aanwezigheid van rook: 1 rode
knippering / 2 s). De autonome rookmelder wordt gedurende
10 min uitgeschakeld.
Uitschakeling vóór de aanwezigheid van rook
Vóór de aanwezigheid van rook:
•
Autonome rookmelder in de stand-bymodus
•
1 rode knippering / 50 s
Houd de testknop gedurende 2 seconden ingedrukt. Na het
testgeluidssignaal bevestigen 3 korte pieptonen de
uitschakeling.
De uitschakeling wordt gedurende 10 minuten geactiveerd:
1 rode knippering / 7 s (bij aanwezigheid van rook: 1 rode
knippering / 2 s). De autonome rookmelder wordt gedurende
10 min uitgeschakeld.
Herinschakeling van een uitgeschakelde autonome
rookmelder
Het is mogelijk om de uitschakeling op te heffen voordat de
10 minuten verstreken zijn.
17 / 24