4.4
Opstelplaats voor buitenunit kiezen
Opgelet!
Materiaalschade
Gevaar voor bedrijfsstoringen of slecht functi-
oneren.
▶
Neem bij de montage de minimumafstan-
den in acht.
1.
De buitenunit moet op een minimale afstand van 3 cm
van de bodem verwijderd worden gemonteerd om de
drainageaansluiting onderaan te kunnen doorvoeren.
2.
Als de unit op de bodem staand wordt gemonteerd,
controleer dan of de bodem het nodige draagvermogen
heeft.
3.
Als de unit aan een gevel wordt gemonteerd, contro-
leer dan of de wand alsook de dragers het vereiste
draagvermogen hebben.
5
Installatie
5.1
Hydraulische installatie
5.1.1
Koudemiddelleidingen aansluiten
Aanwijzing
De installatie is eenvoudiger als eerst de gasbuis
aangeklemd wordt. De gasbuis is de dikste buis.
▶
Monteer de buitenunit op de daarvoor bestemde plaats.
▶
Verwijder de beschermdop van de koudemiddenaanslui-
tingen aan de buitenunit.
▶
Buig de geïnstalleerde buis voorzichtig in de richting van
de buitenunit.
▶
Snijd de buizen zodanig af dat een voldoende lang stuk
overblijft om deze met de aansluitingen van de buitenunit
te verbinden.
▶
Plaats de aansluitingen en voer het omwikkelen aan de
geïnstalleerde koudemiddelbuis uit.
▶
Verbind de koudemiddelbuizen met de desbetreffende
aansluitingen aan de buitenunit.
▶
Isoleer de koudemiddelbuizen afzonderlijk en correct. Be-
dek hierbij de eventuele scheidingspunten van de isolatie
met isolatietape of isoleer de onbeschermde koudemid-
delbuis met het desbetreffende materiaal dat in koelsys-
temen wordt gebruikt.
5.1.2
Olieterugstroming naar de compressor
inplannen
Het koudemiddelcircuit bevat een speciale olie die de com-
pressor van de buitenunit smeert. Voor een makkelijkere re-
tour van de olie naar de compressor:
▶
Positioneer de binnenunit boven de buitenunit.
▶
Monteer de heetgasbuis (de dikste) met verval naar de
compressor toe.
Bij hoogtes boven 7,5 m:
▶
Monteer een bocht vóór de buitenunit om het terugstro-
men van olie te verbeteren.
204
5.1.3
Koudemiddelleidingen op binnenunit
aansluiten
▶
Sluit de koudemiddelelleidingen aan op de binnenunit (→
installatiehandleiding van de binnenunit).
5.2
Elektrische installatie
5.2.1
Elektrische installatie
Gevaar!
Levensgevaar door een elektrische schok
Als u spanningsvoerende componenten aan-
raakt, bestaat levensgevaar door elektrische
schok.
▶
Trek de stekker uit het stopcontact.
Of schakel het product spanningsvrij
(scheidingsinrichting met minstens 3
mm contactopening, bijv. zekering of
vermogensschakelaar).
▶
Beveilig tegen herinschakelen.
▶
Wacht minstens 30 min tot de condensa-
toren ontladen zijn.
▶
Controleer op spanningsvrijheid.
▶
Verbind fase en aarde.
▶
Sluit fase en nulleider kort.
▶
Dek of bescherm in de omgeving onder
spanning staande delen af.
▶
De elektrische installatie mag alleen door een elektro-
monteur worden uitgevoerd.
5.2.2
Stroomtoevoer onderbreken
▶
Onderbreek de stroomtoevoer vooraleer u de elektrische
aansluitingen tot stand brengt.
5.2.3
Bekabelen
1.
Gebruik de snoerontlastingen.
2.
Verkort de aansluitkabels indien nodig.
30 mm max.
3.
Om kortsluitingen bij het per ongeluk loskomen van
een ader te vermijden, ontmantelt u de buitenste om-
hulling van flexibele kabels slechts maximaal 30 mm.
4.
Zorg ervoor dat de isolatie van de binnenste draden
tijdens het ontmantelen van de buitenste omhulling niet
beschadigd wordt.
5.
Verwijder slechts zoveel van de isolatie van de binnen-
ste aders als voor een betrouwbare en stabiele aan-
sluiting vereist is.
6.
Om kortsluiting door het losraken van draden te voor-
komen, moeten na het isoleren aansluithulzen op de
aderuiteindes aangebracht worden.
7.
Controleer of alle draden mechanische vast in de stek-
kerklemmen van de stekker zitten. Bevestig deze in-
dien nodig opnieuw.
Installatie- en onderhoudshandleiding 8000011820_00