Kleinere radiussen frezen
Procedure
1. Draai de schroeven op de kaken (17)
van de parallelaanslag (15) los.
2. Trek de kaken (17) tot aan de aanslag
uit elkaar.
3. Bevestig de kaken (17) wieder met de
schroeven.
Het centreerpunt kan nu dichter naar
het apparaat worden geleid.
Frezen met kopieerring
Met de kopieerring (32) kunt u contouren
van sjablonen op werkstukken overdra-
gen.
Instructies
• Plaats een frees waarvan de diameter
kleiner is dan de binnendiameter van
de kopieerring.
Benodigde gereedschappen en
hulpmiddelen
• Kruiskopschroevendraaier (niet meege-
leverd)
Kopieerring plaatsen (Fig. H)
1. Schroef event. de afzuigadapter los.
2. Plaats de kopieerring (32) van onder
in de bodemplaat (8). De loopring
moet naar beneden wijzen.
3. Bevestig de kopieerring (32) met de
meegeleverde schroeven (21).
Procedure
1. Freesdiepte instellen, Pag. 64
2. Maak de hendel (1) los en verlaag
het apparaat tot de vooraf ingestelde
freesdiepte is bereikt.
3. Beweeg het apparaat met uitstekende
kopieerring (32) langs het sjabloon.
Werk met lichte druk.
AANWIJZING! Het sjabloon moet
minstens even hoog zijn als de loop-
ring van de koperhuls.
Transport
Aanwijzingen voor het transport van het
apparaat:
• Schakel het apparaat uit en trek de
stekker uit het stopcontact. Verzeker u
ervan dat alle bewegende delen volle-
dig tot stilstand zijn gekomen.
• Verwijder het inzetgereedschap.
• Draag het apparaat altijd aan de
handgreep (2).
Reiniging, onderhoud
en opslag
WAARSCHUWING! Elektrische
schok! Gevaar voor letsel door onbedoeld
aanlopen van het apparaat. Bescherm u
bij onderhouds- en reinigingswerkzaamhe-
den. Schakel het apparaat uit en trek de
stekker uit het stopcontact.
Laat reparatiewerkzaamheden en onder-
houd, die niet zijn beschreven in deze
handleiding, uitvoeren door een gespecia-
liseerd service-center. Gebruik uitsluitend
originele onderdelen.
Reiniging
WAARSCHUWING! Elektrische
schok! Spuit het apparaat nooit schoon
met water.
AANWIJZING! Beschadigingsgevaar.
Chemische substanties kunnen de plastie-
ken delen van het apparaat aantasten.
Gebruik geen reinigings- of oplosmidde-
len.
• Houd ventilatiesleuven, de motorbe-
huizing en grepen van het apparaat
schoon. Gebruik daartoe een vochtige
doek of een borstel.
Onderhoud
1. Controleer het apparaat voor elk ge-
bruik op duidelijke gebreken zoals los-
NL
BE
67