De functie wordt beëindigd als de buitentemperatuur boven de inge-
stelde parameterwaarde [Vorstbeschermingstemperatuur] + 1 K
stijgt en er ook geen sprake is van een andere activeringsvoorwaar-
de.
INFORMATIE
Als er laagtarieffuncties zijn geactiveerd;
Parameter [HT/NT functie] = Alles uitschakelen
of
Parameter [Smart Grid] = Aan
kan de werking van de warmtepomp door het energiebe-
drijf gedurende een beperkte periode geheel uitgeschakeld
worden. In deze gevallen kan ook bij vorstbeschermings-
omstandigheden niet naverwarmd worden en de in het ap-
paraat aanwezige verwarmingscirculatiepomp wordt niet
ingeschakeld.
Deze situaties zijn herkenbaar als in het menu [→ Hoofd-
menu → Info → Overzicht] in het bedrijfsgegevensveld:
"Ext" de waarde "Hoog tarief" of "SG1" wordt weergege-
ven.
4.5.4
Verwarmen
[→ Hoofdmenu → Configuratie → Verwarmen]
In dit menu worden de verwarmingstijden en de streeftemperaturen
voor de aanvoer voor de verwarmingsfunctie geconfigureerd.
Verwarmingscurve
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
Bij storingen zou vanwege te sterke verwarming het vloer-
verwarmingssysteem, de estrik of de opbouw van de vloer
beschadigd kunnen raken.
▪ Voor de eerste inbedrijfstelling moet de maximum tem-
peratuurbeperking in de regeling RoCon+ HP (parame-
ter [Max. anvoertemperatuur]) voor het begin van de
emissiemeting op de maximaal toegestane buitentempe-
ratuur worden ingesteld.
▪ Oververhittingsschakelaar (in het gebouw) op de stek-
keraansluiting "Ext" voor de externe modusomschake-
ling zo aansluiten dat de Daikin Altherma EHS(X/H) in
de modus "Standby " of "Zomer " wordt omgeschakeld.
Bij parameter [Room thermostat] = Ja of parameter
[Functie Interlink] = Aan moet de oververhittingsschake-
laar zo aangesloten worden dat het schakelcontact van
de kamerthermostaat wordt onderbroken.
▪ Als de vloerverwarming ook voor de kamerkoeling wordt
gebruikt, gelden de aanwijzingen voor de aansluiting in
het punt hiervoor ook voor de aansluiting van een vocht-
beschermingsschakelaar in het gebouw.
Met de verwarmingscurve wordt de aanvoertemperatuur afhankelijk
van de betreffende buitentemperatuur op de hoedanigheid van het
gebouw aangepast (weersafhankelijk geregelde aanvoertempera-
tuurregeling zie
Hfst.
4.5). De de steilheid van de verwarmingscurve
beschrijft in het algemeen de verhouding van wijziging van aanvoer-
temperatuur tot wijziging van de buitentemperatuur.
De verwarmingscurve geldt binnen de grenzen voor maximum en
minimum temperatuur die voor het betreffende verwarmingscircuit
zijn ingesteld. Tussen de gemeten kamertemperatuur in het woonge-
deelte en de gewenste kamertemperatuur kunnen er afwijkingen op-
treden die door de montage van een kamerthermostaat of een ka-
merregelaar kunnen worden beperkt.
De regeling is af fabriek zo ingesteld dat de verwarmingscurve
zich tijdens de werking niet vanzelf aanpast.
Daikin RoCon+ HP
Daikin Regeling RoCon+ HP
008.1444299_01 – 09/2018 – NL
De automatische aanpassing van de verwarmingscurve kan ge-
activeerd worden (parameter [Adaptatie verwarmingscurve]), als de
buitentemperatuursensor en de kamerregelaar (EHS157034)
aangesloten zijn (zie
Hfst.
4.5).
Startvoorwaarden voor de automatische aanpassing van de verwar-
mingscurve:
▪ Buitentemperatuur < 8 °C
▪ Modus is [Automatisch 1 of Automatisch 2]
▪ Duur van de verlagingsfase ten minste 6 h
Als er geen automatische aanpassing van de verwarmingscurve
is geactiveerd, kan de verwarmingscurve met de hand door verstel-
len van de parameter [Stooklijn]) worden ingesteld.
INFORMATIEVERWARMINGSCURVE MET DE HAND
AANPASSEN
Voer de correcties van de ingestelde waarden pas na 1-2
dagen en slechts met kleine stappen uit.
▪ Externe warmtebronnen deactiveren (bijv. houtkachels,
directe zoninstraling, open ramen).
▪ Aanwezige verwarmingsthermostaten of stelaandrijvin-
gen geheel openen.
▪ Bedrijfsmodus "Verwarmen" activeren. Aanknopingspun-
ten voor de instelling zijn:
Radiatoren en systeem 70: 1,4 tot 1,6.
Vloerverwarming: 0,5 tot 0,9.
Afb 37-2
Verwarmingscurven
pos.
Omschrijving
T
Buitentemperatuur
A
T
Streefwaarde kamertemperatuur
R
T
T-WG
V
Tab. 37-5
Comfort Verwarming
Als de warmtepomp bij zeer lage buitentemperaturen niet aan de
warmtebehoefte kan voldoen, wordt warmte uit de boiler gehaald en
voor de kamerverwarming gebruikt. In zeldzame gevallen (in syste-
men met hoge noodzakelijke aanvoertemperaturen en lage noodza-
kelijke warmwatertemperaturen) kan de vereiste aanvoertempera-
tuur hoger zijn dan de ingestelde boilertemperatuur. Om voor deze
systemen korte comfortverliezen bij de verwarmingswerking te ver-
mijden kan de parameter [Comfort Verwarming] op „Aan" worden ge-
4
Functie
Gebruiksaanwijzing
19