•
De aansluiting op de waterzijde tussen het vat en het installatiesysteem zijn
tot stand gebracht.
•
Het vat is niet gevuld met water.
•
De expansieleiding van de Reflexomat moet vóór de inbedrijfstelling worden
gespoeld en vrij zijn van lasresidu en vuil.
•
De kapklep voor het aftappen van het vat staat open.
•
Het installatiesysteem is gevuld met water.
•
De elektrische aansluiting is tot stand gebracht volgens de geldende
nationale en lokale voorschriften.
7.2
Schakelpunten Reflexomat
De minimale bedrijfsdruk "P
" wordt bepaald door de locatie van het drukbehoud.
0
In de besturing worden de schakelpunten van het magneetventiel "PV" en de
compressor berekend op basis van de minimale bedrijfsdruk "P
De minimale bedrijfsdruk "P
" wordt als volgt berekend:
0
P
= P
+ P
+ 0,2 bar*
Voer de berekende waarde in de startroutine
0
st
D
van de besturing in, 5.1
"Besturingseenheid", 220.
P
= h
/10
h
st
st
voor beschermingstemperaturen ≤ 100 °C
P
= 0,0 bar
D
P
= 0,5 bar
voor beschermingstemperaturen = 110 °C
D
* Toeslag van 0,2 bar wordt aanbevolen, in extreme gevallen geen toeslag
7.3
Vaten ontluchten
VOORZICHTIG
Gevaar voor verbranding door hete oppervlakten
Door de hoge oppervlaktetemperaturen bij de compressor kunnen er
brandwonden ontstaan.
•
Draag geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen (bijv.
handschoenen).
Na de instelling van de minimale bedrijfsdruk P
inbedrijfstelling via de app, moet het basisvat ontlucht worden. Ga hierbij als volgt
te werk:
1.
Zorg dat de kapklep gesloten is.
2.
Open de aftapping.
Druk op "Start" in het bedieningspaneel van de app.
3.
4.
Selecteer de vatgrootte voor uw installatie.
".
0
in m
st
in de ondersteunde
0
Reflexomat RSC Smart — 08.01.2024-Rev. A
De compressor bouwt de nodige druk op voor de ontluchting. Deze druk komt
overeen met 0,4 bar boven de ingestelde minimale bedrijfsdruk. Er wordt druk
toegepast het de membraan van het vat en de waterzijde van het vat ontlucht.
Nadat de compressor automatisch uitschakelt dient u de ledigingsinrichtingen van
het vat weer te sluiten.
Opmerking!
Controleer alle drukluchtverbindingen tussen besturingseenheid en vat op
dichtheid. Open vervolgens langzaam de kapklep op het vat om aan de
waterzijde de verbinding met het installatiesysteem tot stand te brengen.
7.4
Vaten met water vullen
Voorwaarde voor een feilloze vulling is een bijvuldruk van ten minste 1,5 bar boven
de ingestelde minimale einddruk "P
•
Zonder automatische bijvulling:
–
Het vat wordt handmatig gevuld via de aftappingen of via het
installatiesysteem tot ca. 30 % van het vatvolume bereikt zijn,
afhankelijk van de systeemtemperatuur, 6.4 "Bijvul- en
ontgassingsvarianten", 223.
•
Met automatischer bijvulling:
–
Het vat wordt automatisch gevuld tot 12 % van het vatvolume, 6.4
"Bijvul- en ontgassingsvarianten", 223.
7.5
Automatische bedrijfsmodus starten
De automatische bedrijfsmodus wordt na de eerste inbedrijfstelling uitgevoerd.
Start de automatische bedrijfsmodus via het bedieningspaneel van de besturing.
Aan de volgende voorwaarden moet voldaan zijn om de automatische
bedrijfsmodus te kunnen activeren.
•
Het apparaat is gevuld met druklucht en water.
•
Alle noodzakelijke parameters zijn ingevoerd via de besturing.
Druk op het bedieningspaneel van de besturing op de knop "Auto" om de
automatische bedrijfsmodus te selecteren.
•
De LED "Auto" op het bedieningspaneel brandt om visueel aan te duiden dat
de automatische bedrijfsmodus actief is.
•
De huidige waarden voor "Druk (bar)" en "Vulniveau (%)" worden
afwisselend op het display weergegeven.
– Mogelijke fouten worden op het display weergegeven.
Opmerking!
De eerste inbedrijfstelling is afgesloten en het apparaat is in de
automatische bedrijfsmodus.
8
Werking
8.1
Bedrijfsmodi
8.1.1
Automatische bedrijfsmodus
Gebruik:
Na een succesvolle eerste inbedrijfstelling
Functies:
•
In de automatische bedrijfsmodus bewaakt de besturing de volgende
functies:
–
Druk houden
–
Expansievolume compenseren
–
Automatisch geregelde bijvulling
•
De compressor en de klep "PV" (optioneel) worden door de besturing
geregeld zodat de druk constant blijft bij een regeling van ± 0,1 bar.
•
Storingen worden weergegeven op het bedieningspaneel en in de app.
8.1.2
Stopmodus
Gebruik:
De stopmodus onderbreekt de automatische bedrijfsmodus en is een voorwaarde
voor de handmatige bedrijfsmodus.
Start:
Druk op de besturing op de knop "Stop". De LED "Auto" op het bedieningspaneel
dooft. De LED "Stop" licht geel.
Functies:
In de stopmodus vindt geen functionele bewaking plaats.
De volgende functies zijn niet in werking:
•
De compressor wordt uitgeschakeld.
•
Het magneetventiel "PV" is gesloten.
".
e
Nederlands — 225
Werking