wandelwagen worden vastgezet.
• LET OP:
gebruik niet meer dan één matras in het
product. Maak alleen gebruik van het met het
product geleverde matrasje.
•
Het product moet altijd op de rem staan als u het
kind erin zet of eruit haalt.
•
Laat de wandelwagen nooit met het kind erin op een
helling staan, ook al zijn de remmen geactiveerd.
•
Gebruik de rem telkens wanneer u stopt.
•
Overbelast de mand niet. Maximumgewicht 3 kg.
•
leder gewicht dat aan de handgrepen en/of de
rugleuning en/of de zijkanten van de wandelwagen
hangt, kan de stabiliteit van de wandelwagen op
het spel zetten.
•
Zorg ervoor dat de bewegende delen van de
wandelwagen bij de afstelhandelingen niet in
aanraking komen met het lichaam van het kind.
•
Vervoer niet meer dan een kind tegelijk.
•
Breng geen accessoires, reserveonderdelen of
onderdelen op de wandelwagen aan, die niet door
de fabrikant geleverd of goedgekeurd zijn.
•
Na de veiligheidsgordels te hebben verwijderd,
verzekert u zich ervan dat ze met behulp van
de verankeringspunten weer goed worden
aangebracht. De gordels moeten opnieuw afgesteld
worden. Om te controleren of de gordels goed zijn
bevestigd, trekt u hard aan de uiteinden van de
gordels nadat het kind in de wandelwagen is gezet
en vastzit.
•
Als het autostoeltje op de wandelwagen
geïnstalleerd is, vervangt het de draagmand of het
bedje niet. Als het kind moet slapen, moet het in
een draagmand, wieg of bedje worden gelegd.
•
Controleer voor de montage of het artikel en de
onderdelen ervan niet beschadigd zijn tijdens het
transport. In dat geval mag het artikel niet worden
gebruikt en dient het buiten het bereik van kinderen
te worden gehouden.
•
Gebruik het artikel niet als er onderdelen stuk of
gescheurd zijn, of ontbreken.
•
Wanneer u de wandelwagen gebruikt kan de laagste
stand van de voetensteun niet worden gebruikt.
•
Het product mag uitsluitend door een volwassene
worden gebruikt.
•
Verzeker u ervan dat de gebruikers van de
wandelwagen goed weten hoe hij werkt.
•
Zorg ervoor dat de bewegende delen van de
wandelwagen bij de afstelhandelingen niet in
aanraking komen met het lichaam van het kind.
•
Gebruik de wandelwagen niet op trappen of
roltrappen: u zou de controle erover onverwachts
kunnen verliezen.
•
Kijk goed uit als u een trede of de stoep op- of
afgaat.
•
Om gevaar voor wurging te voorkomen mag u het
kind geen voorwerpen met touwen geven of ze
binnen het bereik van het kind laten liggen.
•
Als u de wandelwagen gedurende lange tijd in
de zon laat staan, wacht dan tot hij afgekoeld is
voordat u het kind erin zet.
•
Door lang in de zon te staan kunnen de materialen
en stoffen van kleur veranderen.
•
Zorg ervoor dat de wandelwagen niet in aanraking
komt met zout water om roestvorming te
voorkomen.
•
Gebruik de wandelwagen niet op het strand.
•
Als de wandelwagen niet wordt gebruikt, dient
hij buiten het bereik van kinderen te worden
gehouden.
DRAAGMAND
DE KAP MONTEREN
33.
Til de as van de kap op zoals in Fig. 33a wordt getoond en
schuif de 2 metalen plaatjes aan de zijkanten op de as. Het
metalen plaatje is goed aangebracht als u een KILK hoort.
Probeer de kap met de handen te bewegen om u ervan te
verzekeren dat hij stevig vastzit, voordat u de draagmand
gebruikt (zie Fig. 33a/33b). Breng de decoratieve delen aan
102
de onderkant van de clip aan, zoals in figuur 33c wordt
getoond. De decoratieve clips zijn goed aangebracht als u
een KILK hoort. Probeer de draagmand met de handen te
bewegen voordat u de draagmand gebruikt, om u ervan te
verzekeren dat iedere clip stevig is aangebracht. De kap is
nu helemaal gemonteerd zoals in Fig. 33d wordt getoond.
HET DEKJE AANBRENGEN
34.
Breng eerst het dekje op de kuip aan, zoals in
Fig. 34a/34b/34c wordt getoond, en doe vervolgens
de drukknop dicht. Zet hem met het klittenband vast.
DE KAP AFSTELLEN
35. De kap openen:
open de kap door hem naar voren te
duwen, zoals in Fig. 35a wordt getoond.
36. De kap dichtdoen:
wanneer u de draagmand opbergt,
sluit u de kap zoals door de pijl wordt aangegeven
(zie Fig. 36a/36b).
VERSTELBARE DUWSTANG
37. De duwstang deblokkeren:
trek de duwstang omhoog,
zoals door de pijl is aangegeven. Hij kan op drie standen
kan worden versteld. De draagmand zit goed vast wanneer
u een KLIK hoort (zie Fig. 37a).
38. De duwstang vergrendelen:
druk de knoppen aan beiden
kanten van de duwstang tegelijkertijd in en de adapter wordt
vergrendeld. Duw er vervolgens tegen, zoals door pijl 2 wordt
getoond. De duwstang zit goed vast wanneer u een KLIK
hoort (zie Fig. 38a/38b).
VERSTELBARE RUGLEUNING
39.
Draai de knop met de klok mee. De rugleuning kan
op de hoogste stand op 165° omhoog worden gezet.
Draai de knop tegen de klok in en duw de rugleuning
zachtjes omlaag: op die manier kan hij omlaag worden
gedaan (zie Fig. 39a/39b/39c).
ACCESSOIRES
40. Voorbereiding voor het gebruik:
breng allereerst de grote
gesp op de draagmand aan. Breng "gat a" op het vaste
plastic element b aan, breng tegelijkertijd de grote gesp
aan en duw hem omlaag zoals door pijl 2 wordt aangegeven
(zie Fig. 40a/40b). Herhaal deze handeling ook bij de andere
gesp van de draagmand.
41.
Let goed op bij de verschillende handelingen wanneer het
zitje in de auto wordt gebruikt, zie Fig. 41a/41b.
42. De draagmand in de auto monteren:
monteer de
draagmand op de stand die in Fig. 41a/41b wordt
aangegeven. Steek de gesp op de zitting in de
gordelsluiting en trek de veiligheidsgordel uit (zie Fig.
42a/42b); maak een lus met de gordel en haal de lus
door het gat van de metalen connector van de auto en
laat hem over het lipje van de connector lopen, zoals in
Fig. 42c/42d wordt getoond; trek de gordel van de zitting
aan zoals door de pijl wordt aangegeven (zie Fig. 42e).
Herhaal deze handeling ook bij de andere gesp. Op die
manier is de draagmand stevig in de auto gemonteerd,
zoals in Fig. 42f/42g wordt getoond.
43. De draagmand uit de auto wegnemen:
de draagmand
kan uit de auto worden weggenomen door de grote gesp
(zie pijl) los te maken, zoals in Fig. 43a wordt getoond. De
grote gespen kunnen aan de veiligheidsgordel worden
vastgemaakt na de draagmand uit de auto te hebben
verwijderd (zie Fig. 43b).
Opmerking:
de draagmand kan uitsluitend op de
achterbank worden gemonteerd en altijd met de
rijrichting mee. Hij kan in voertuigen worden gemonteerd
die zijn uitgerust met statische driepuntsgordels in
overeenstemming met de norm ECE/EEG R6.
WAARSCHUWING
44.
Leg het hoofd van het kind uit veiligheidsoverwegingen
nooit in de richting van het portier. Wanneer de
draagmand eenmaal op de achterzitting is gemonteerd
verzekert u zich ervan dat het veiligheidssysteem
van de draagmand voor de veiligheid van het kind
goed is vastgezet, vooral als u een reis maakt. Nadat
de draagmand op de achterbank is gemonteerd zet
u de rugleuning op de laagste stand en laat u de
draaghandgreep zakken. Na de montage op de
achterbank moeten de gordels van de zitting waarmee
het veiligheidssysteem van de draagmand aan het
voertuig is bevestigd goed gespannen zijn. Stel de
gordel van de zitting op de maximale lengte af om de
stabiliteit van de draagmand te garanderen wanneer
hij in de auto wordt gebruikt. Stel de veiligheidsgordel
af om de draagmand in het voertuig stabiel te houden.
De gordel moet goed gespannen zijn en mag nooit
verdraaid zitten.
DE VEILIGHEIDSGORDEL GEBRUIKEN
Wanneer de draagmand buiten de auto wordt gebruikt, moeten
de veiligheidsgordels verborgen worden.
Trek de gordel uit de lussen (A) en verwijder het verkleinkussen.
Neem de twee uiteinden van de gordel van het matrasje door de
gordels door de bijhorende openingen (B) te halen. Plaats de twee
uiteinden van de gordel in de richting van het voeteneinde van de
draagmand (C).
Leg de matras terug zijn plaats zodat de twee gordeluiteinden
bedekt worden. Voor het gebruik in de auto moeten de handelingen
in omgekeerde volgorde uitgevoerd worden om de gordel te kunnen
gebruiken.
45.
Als de draagmand wordt gebruikt als autostoeltje, drukt u
103