5.1 - CONFIGURATIE
De elektronische kaart moet geconfigureerd zijn al naargelang het type installatie
en op grond van bepaalde voorkeuren voor de werking van de machine. De drie
keuzeschakelaars J1, J2 en J3, aangeduid in afb. 15, moeten ingesteld zijn zoals
hierna beschreven wordt:
J1. ON: niet instelbaar.
J1. OFF: voor apparaten zonder stralingspaneel: de verwarming vindt altijd plaats
met geforceerde luchtcirculatie, met ventilatie ook actief in de nachtmodus (met
gereduceerde snelheid).
J2. ON: in de koelmodus blijft de ventilator ook gevoed bij het bereiken van de
gewenste omgevingstemperatuur.
J2. OFF: in de koelmodus wordt de ventilator gedeactiveerd bij het bereiken van
de ingestelde temperatuur.
J3. ON: voor apparaten die geïnstalleerd moeten worden in systemen met 2 leidin-
gen: de kaart is ingesteld voor het beheer van een enkele waterklep voor de
zomerwerking (koeling) en de winterwerking (verwarming).
J3. OFF: niet instelbaar.
De drie keuzeschakelaars kunnen in alle mogelijke combinaties
gezet worden omdat de respectieve functies onafhankelijk van
elkaar zijn.
Bij iedere hernieuwde inschakeling toont het display gedurende 5 seconden de codering
die overeenkomt met de instelling van de interne keuzeschakelaars:
D1
C0
J1
OFF
J2
OFF
J3
OFF
5.1.1 - Ingang aanwezigheidscontact
Potentiaalvrije contact van een eventuele aanwezigheidssensor (niet geleverd) kan
worden aangesloten op de aansluitklemmen "A" en "B" van het interne klemmenbord
(afb. 15). Het apparaat wordt gedeactiveerd als dit contact sluit (in de fabriek is deze
functie ingesteld op stand-by).
Op aanvraag van de klant kan deze functie in de fabriek of door een erkend service-
centrum worden aangepast, zodat de geselecteerde omgevingstemperatuur bij het
sluiten van het contact automatisch wordt verhoogd (bij het koelen) of verlaagd (bij
het verwarmen) met een specifieke waarde "Economy-functie".
NL - 22
C1
C2
C3
OFF
OFF
OFF
OFF
ON
ON
ON
OFF
ON
C4
C5
C6
ON
ON
ON
OFF
OFF
ON
OFF
ON
OFF
C7
ON
ON
ON