3. Om te voorkomen dat de kabel beschadigd wordt door scherpe randen, moet de kabel door
een invoerbus geleid worden (die zich onderin het regelpaneel bevindt) voordat deze op het
aansluitblok wordt aangesloten. De bus moet gebruikt worden en mag niet verwijderd worden.
Aansluitingen op de buitenunit
Kleur van de draden (Aansluitkabels)
Aansluitklemmen op de binnenunit
(Voedingskabel)
Aansluitingen op de zekeringen vanaf de
stroomvoorziening (Stroomonderbreker)
Stroomvoorziening 1
Aardlekautomaat/
aardlekschakelaar
*1
Voedingskabel
Aansluitschroef
Aandraaimoment cN•m {kgf•cm}
M4
M5
*1 - De aarddraad moet, om veiligheidsredenen, langer zijn dan de andere kabels
EISEN VOOR HET STRIPPEN EN AANSLUITEN VAN DRADEN
Draad strippen
Geen losse draad
bij het insteken
Draad volledig
ingestoken
ACCEPTEREN
AANSLUITINGSEISEN
Voor binnenunit WH-SDC0309K3E5 met WH-UDZ03KE5*, WH-UDZ05KE5*,
WH-UDZ07KE5*, WH-UDZ09KE5*
•
Stroomvoorziening 1 van de apparatuur voldoet aan IEC/EN 61000-3-2.
•
Stroomvoorziening 1 van de apparatuur voldoet aan IEC/EN 61000-3-3 en kan op
het elektriciteitsnetwerk worden aangesloten.
•
Stroomvoorziening 2 van de apparatuur voldoet aan IEC/EN 61000-3-2.
•
Stroomvoorziening 2 van de apparatuur voldoet aan IEC/EN 61000-3-3 en kan op
het elektriciteitsnetwerk worden aangesloten.
Voor binnenunit WH-SDC0309K6E5 met WH-UDZ03KE5*, WH-UDZ05KE5*,
WH-UDZ07KE5*, WH-UDZ09KE5*
•
Stroomvoorziening 1 van de apparatuur voldoet aan IEC/EN 61000-3-2.
•
Stroomvoorziening 1 van de apparatuur voldoet aan IEC/EN 61000-3-3 en kan op
het elektriciteitsnetwerk worden aangesloten.
•
Stroomvoorziening 2 van de apparatuur voldoet aan IEC/EN 61000-3-12.
•
Stroomvoorziening 2 van de apparatuur voldoet aan IEC/EN 61000-3-11 en moet
worden aangesloten op een geschikt elektriciteitsnetwerk, met een maximaal
toegestane systeemimpedantie Z
energieleverancier en zorg ervoor dat stroomvoorziening 2 alleen wordt aangesloten
op een voeding met die impedantie of minder.
Voor binnenunit WH-SXC09K3E5 met WH-UXZ09KE5*
•
Stroomvoorziening 1 van de apparatuur voldoet aan IEC/EN 61000-3-12 als de
kortsluitstroom Ssc groter of gelijk is aan 4450 kW op het interface-punt tussen de
installatie van de gebruiker en het openbare net. Het is de verantwoordelijkheid van
de installateur of van de gebruiker van de apparatuur, zo nodig te overleggen met
de beheerder van het distributienetwerk en te controleren dat de apparatuur alleen
is aangesloten op een voeding met kortsluitstroom Ssc groter of gelijk aan 4450 kW.
•
Stroomvoorziening 2 van de apparatuur voldoet aan IEC/EN 61000-3-2.
•
Stroomvoorziening 2 van de apparatuur voldoet aan IEC/EN 61000-3-3 en kan op
het elektriciteitsnetwerk worden aangesloten.
Voor binnenunit WH-SXC09K6E5, WH-SXC12K6E5 met WH-UXZ09KE5*,
WH-UXZ12KE5*
•
Stroomvoorziening 1 van de apparatuur voldoet aan IEC/EN 61000-3-12 als de
kortsluitstroom Ssc groter of gelijk is aan 4450 kW op het interface-punt tussen de
installatie van de gebruiker en het openbare net. Het is de verantwoordelijkheid van
de installateur of van de gebruiker van de apparatuur, zo nodig te overleggen met
de beheerder van het distributienetwerk en te controleren dat de apparatuur alleen
is aangesloten op een voeding met kortsluitstroom Ssc groter of gelijk aan 4450 kW.
10
1
2
L
N
L
N
1
2
1
1
Binnenunit/
L
N
L
N
1
1
buitenunit verbinding
Stroomvoorziening 2
Aansluitblok
*1
Bedra-
dingsklem
Aansluitkabels
157~196 {16~20}
196~245 {20~25}
Aansluitklemmen
aansluiting binnen-/
buitenunit
5 mm of meer
(ruimte tussen draden)
Draad te ver
Draad niet geheel
ingestoken
ingestoken
VERBODEN
VERBODEN
= 0,123 ohm ( ) op de interface. Overleg met de
max
•
Stroomvoorziening 2 van de apparatuur voldoet aan IEC/EN 61000-3-12.
•
Stroomvoorziening 2 van de apparatuur voldoet aan IEC/EN 61000-3-11 en moet
worden aangesloten op een geschikt elektriciteitsnetwerk, met een maximaal
toegestane systeemimpedantie Z
3
energieleverancier en zorg ervoor dat stroomvoorziening 2 alleen wordt aangesloten
op een voeding met die impedantie of minder.
3
INSTALLATIE VAN DE
6
AFSTANDSBEDIENING ALS
EEN RUIMTETHERMOSTAAT
• Afstandsbediening 3 die op de binnenunit is bevestigd, kan naar de ruimte
worden verplaatst en als ruimtethermostaat dienen.
Locatie installatie
• Installeer het op een hoogte van 1 tot 1,5 m vanaf de vloer (plaats waar de gemiddelde
ruimtetemperatuur kan worden gemeten).
• Installeer het verticaal tegen de wand.
• Vermijd voor de installatie de volgende locaties.
1. Naast een raam, enz. waar het aan direct zonlicht of luchtstroming wordt blootgesteld.
2. In de schaduw of achterzijde van voorwerpen die de luchtstroom in de ruimte storen.
3. Locaties waar condensatie voor kan komen (de afstandsbediening is niet vocht- of
druipbestendig).
4. Locatie naast een warmtebron.
5. Oneffen oppervlakken.
• Houd een afstand van 1 m of meer aan vanaf een TV, radio of computer. (kan vreemde
weergave of geluid veroorzaken)
Bedrading van de afstandsbediening
Binnenunit
• De afstandsbedieningskabel moet (2 x min. 0,3 mm²) zijn met een dubbel
geïsoleerde PVC-mantel of een kabel met rubber mantel. De totale kabellengte
mag maximaal 50 m zijn.
• Zorg ervoor dat de bedrading niet op andere aansluitklemmen van de binnenunit
wordt aangesloten (bijv. aansluitblok voor stroomvoorziening). Hierdoor kan
een storing optreden.
• Bundel de bedrading niet samen met die van de stroomvoorziening of voer ze
niet door dezelfde metalen buis. Er kunnen fouten in het functioneren optreden.
Verwijdering van de afstandsbediening van de binnenunit
1. Druk voorzichtig vanaf de achterkant tegen zowel het linker sierpaneel g als
het rechter sierpaneel h op het voorpaneel 1 om ze te verwijderen.
2. Verwijder de 4 schroeven en haal de houder met de afstandsbediening 3 eruit.
= 0,123 ohm ( ) op de interface. Overleg met de
max
Bedrading van de
afstandsbediening (levering
derden)
• Geen polariteit
Aansluitblok voor bedrading van de afstandsbediening
Druk voorzichtig
vanaf de
achterkant
Verwijder de 4 schroeven
Afstandsbediening
1
2