10
0-10 V ingangen
Installatie
Het totale ComfoNet systeem is beperkt
tot levering van maximaal 150 mA. Als alle
aangesloten toestellen tezamen meer dan 150
mA nodig hebben, moet u een ComfoSplitter
installeren.
■ Sluit de eerste sensor of schakelaar aan op
connector 9 (zie aansluitschema).
■ Sluit de tweede sensor of schakelaar aan op
connector 11 (zie aansluitschema).
■ Sluit de derde sensor of schakelaar aan op
connector 8 (zie aansluitschema).
■ Sluit de vierde sensor of schakelaar aan op
connector 10 (zie aansluitschema).
■ Indien dit wordt aangegeven in de handleiding
bij de sensor/schakelaar: Sluit gescheiden
voeding aan op de sensor/schakelaar.
Voorbeeld aansluitschema CO
Inbedrijfstelling
Na installatie van de sensor(en) en/of
schakelaar(s), moet op het ventilatietoestel nog
enkele parameters worden ingesteld in het menu
INSTELL. OPTION BOX. Schakel de aangesloten
ingang in.
De reactie op de input en de wijze van interactie
kan voor iedere 0-10 V ingang afzonderlijk
worden ingesteld. Op deze manier kunnen
verschillende typen sensoren in één systeem
worden gecombineerd. De 0-10 V functie en de
prioriteit van alle 0-10 V ingangen zijn instelbaar.
Houd er rekening mee dat het interactiebereik
altijd ligt tussen de ingestelde waarde en het
maximaal toegestane volume. Voor een optimale
regeling moet daarom altijd worden gekozen
voor stand 1. De basisventilatie is gegarandeerd;
een verzoek om meer ventilatie wordt afgeleverd
bij de 0-10 V ingangen.
12 - NL
Het toestel is optioneel
uitgevoerd met vier 0-10 V
ingangen om het luchtdebiet van
het ventilatietoestel te regelen.
Elke sensor of schakelaar binnen
het bereik van 0-10 V kan op een
van de ingangen worden
aangesloten.
-sensor
2
De volgende drie menu's moeten voor iedere
0-10 V ingang worden ingesteld:
Menu-item
Functie
INPUT BIJ 0%
Het vereiste ingangssignaal voor
een 0%-uitgangssignaal van het
ventilatietoestel.
Als voor de aangesloten accessoires
een negatieve regeling nodig is,
moet deze waarde hoger zijn dan de
waarde bij INPUT BIJ 100%.
INPUT BIJ 100%
Het vereiste ingangssignaal voor
een 100%-uitgangssignaal van het
ventilatietoestel.
Als voor de aangesloten accessoires
een positieve regeling nodig is,
moet deze waarde hoger zijn dan de
waarde bij INPUT BIJ 0%.
METHODE
■ STUREN: het ingangssignaal
leidt tot een rechtlijnig evenredig
uitgangssignaal;
■ REGELEN: het ventilatietoestel
regelt het uitgangssignaal naar
een setpoint. (Als het ingangs-
signaal afwijkt van het setpoint,
wordt het uitgangssignaal zoveel
mogelijk aangepast om te probe-
ren het setpoint te bereiken.)
CONTROL SETTINGS
■ SETPOINT: het setpoint dat het
ventilatietoestel moet proberen
(Geldt alleen als
te handhaven;
METHODE REGELEN
■ PROPORTIONELE BAND: de
is geselecteerd)
proportionele bandwaarde die
het ventilatietoestel in de bere-
keningen moet gebruiken voor
het uitgangssignaal;
■ INTEGRERENDE TIJD: de
integrerende tijdwaarde die het
ventilatietoestel in de bereke-
ningen moet gebruiken voor het
uitgangssignaal.
Het hoofdstuk "Regelmethode" geeft meer
informatie over het verschil tussen sturen en
regelen.
Het hoofdstuk "Proportional Integral Differential
(PID) regelaar" geeft meer informatie over de
proportionele band en de integrerende tijd. De
volgende menu's moeten voor alle aangesloten
0-10 V ingangen worden ingesteld:
■ 0-10 V FUNCTIE
Menu-item
Functie
PROPORTIONEEL
Het toestel zet het inkomende
DEBIET
signaal van een 0-10 V sensor om in
een verzoek om een luchtdebiet dat
ligt tussen de ingestelde minimum-
en maximumwaarde.
VOORINGESTELD
Het toestel zet het inkomende
DEBIET
signaal van een 0-10 V sensor om
in één van de vooraf ingestelde
luchtdebieten.
■ 0-10 V PRIORITEIT
Menu-item
Functie
ON
In de modi AUTO en MANUEEL reageert het
toestel op het 0-10 V signaal.
AUTO ONLY
Alleen in de AUTO-modus reageert het
toestel op het 0-10 V signaal.
OFF
Het toestel negeert het 0-10 V signaal.