Doe de wasverzachter in het middelste vak (20) van de houder. Dit is het vak dat is gemarkeerd met het
symbool
. De wasverzachter wordt automatisch toegevoegd tijdens de laatste spoelbeurt.
Doe in geen geval meer wasmiddel in de vakken dan daarop is aangegeven (markering MAX).
15.3. Dosering
Volg de aanwijzingen van de wasmiddelfabrikant op.
Houd er rekening mee dat de dosering afhankelijk is van de vervuilingsgraad, de hoeveelheid wasgoed
en de waterhardheid.
Een verkeerde dosering kan gevolgen hebben:
Te weinig wasmiddel:
− Het wasgoed wordt grauw.
− Er ontstaan vetklompen. Er treedt verkalking op.
Te veel wasmiddel:
− Sterke schuimvorming
− Het wassen is weinig effectief, het wasmiddel wordt niet goed uit het wasgoed uitgespoeld.
15.4. Vervuiling
15.4.1. Hardnekkige vlekken
Behandel het wasgoed bij hardnekkige vlekken vóór het wassen met een vlekverwijderaar.
15.4.2. Sterke vervuiling
Was bij sterke vervuiling in meerdere kleinere hoeveelheden.
Voeg iets meer wasmiddel toe dan aanbevolen.
Na het wassen van wasgoed dat erg vervuild is (bijvoorbeeld werkkleding) of van textiel dat vezels ver-
liest, is het raadzaam om een wasprogramma zonder wasgoed te laten draaien op 60 °C om de ma-
chine schoon te spoelen en te reinigen.
15.4.3. Lichte vervuiling
Gebruik een wasprogramma dat geschikt is voor kleine hoeveelheden licht vervuilde was, bijv. katoen
20 °C.
Door korte programma's te kiezen, verbruikt u minder stroom en water.
15.5. Waterhardheid
Hard water veroorzaakt kalkafzetting in wasmachines.
Neem voor informatie over de waterhardheid contact op met het waterleidingbedrijf bij u in de buurt. Er
wordt geadviseerd om bij elke wasbeurt een waterontharder te gebruiken.
15.6. Stroomuitval
Wanneer de wasmachine van de elektriciteit wordt ontkoppeld of bij stroomuitval, wordt het ingestelde
programma niet gewist. Het programma blijft in het geheugen en wordt voortgezet zodra de stroom weer is
ingeschakeld. Open de wasmachinedeur (4) niet wanneer de stroom is uitgevallen.
Nederlands - 123