8. Bereken de waarde R.
▶ De waarde R moet kleiner dan 3 mm zijn.
▶ De waarde R moet kleiner dan 1/8" zijn.
7.1.3
Haaksheid (horizontaal) controleren
1. Plaats het apparaat met de onderste loodstraal op het centrum van een referentiekruis in het midden van
een ruimte met een afstand van circa 5 m tot de muren.
2. Markeer alle vier de snijpunten op de vier muren.
3. Draai het apparaat 90° en controleer of het middelpunt van het snijpunt het eerste referentiepunt (A)
raakt.
4. Markeer elk nieuw snijpunt en meet de betreffende afwijking (R1, R2, R3, R4 [mm]).
5. Bereken de afwijking R (RL = lengte van het vertrek).
▶ De waarde R moet kleiner dan 3 mm of 1/8" zijn.
7.1.4
Nauwkeurigheid van de verticale lijn controleren
1. Positioneer het apparaat op een hoogte van 2 m (pos. 1).
2. Schakel het apparaat in.
3. Positioneer de eerste doelplaat T1 (verticaal) op een afstand van 2,5 m van het apparaat en op dezelfde
hoogte (2 m), zodat de verticale laserstraal de plaat raakt en markeer deze positie.
4. Positioneer nu de tweede doelplaat T2 2 m onder de eerste doelplaat, zodat de verticale laserstraal de
plaat raakt en markeer deze positie.
5. Zet een markering voor positie 2 aan de tegenoverliggende zijde van de testopstelling (gespiegeld) op de
laserlijn op de vloer op een afstand van 5 m tot het apparaat.
*2394965*
2394965
Nederlands
57