De patiënt moet stoppen met het gebruik van het hulpmiddel en contact
opnemen met een professionele zorgverlener:
• Bij verandering of verlies van de functionaliteit van het hulpmiddel of
als het hulpmiddel tekenen van beschadiging of slijtage vertoont die
de normale functies belemmeren.
• als pijn, huidirritatie of ongewone reacties optreden bij gebruik van
het hulpmiddel.
Het hulpmiddel is uitsluitend bedoeld voor meervoudig gebruik door één
patiënt.
Dit hulpmiddel is slechts een ondersteunende brace en is niet bedoeld om
letsel te voorkomen. Het voorkomen van letsel kan dan ook niet worden
gegarandeerd.
PASINSTRUCTIES
Raadpleeg bij het uitvoeren van de volgende instructies de
overzichtsafbeelding voor het lokaliseren van de onderdelen die in de
tekst worden genoemd (Af b. 1).
Hulpmiddel aanbrengen
1. Maak alle banden aan de achterkant van het hulpmiddel los (Af b. 2).
2. Buig de knie in een hoek van 90° met de voet plat op de grond en
plaats het hulpmiddel zo op het been dat de patella gecentreerd is
tussen de condyluskussentjes (A) (Af b. 2).
Zorg voor de juiste uitlijning van het hulpmiddel op het been:
• Hoogtepositionering: lijn het midden van het scharnier (B) iets boven
het midden van de patella uit (Af b. 3).
3. Op het hulpmiddel zijn vooraf condyluskussentjes van gemiddelde dikte
geplaatst. Bij het hulpmiddel zijn ook dunne en dikke condyluskussentjes
en een opvulplaatje met klittenband meegeleverd. Gebruik een
combinatie van de meegeleverde condyluskussentjes en het opvulplaatje
om het hulpmiddel bij de knie breder of smaller te maken.
4. De meegeleverde tibiawiggen kunnen tussen de liner en het frame van
het hulpmiddel worden geplaatst om de pasvorm rond het
scheenbeen aan te passen. Ze kunnen ook worden gebruikt om het
scharnier in het midden iets naar voren te plaatsen of worden
verwijderd om het scharnier verder naar achteren te plaatsen.
Maak de banden vast in de volgende volgorde. Alle banden kunnen in
lengte worden aangepast en/of worden afgeknipt.
5. Bevestig eerst de onderste kruisband (C), die zich direct onder de knie
bevindt (Af b. 4). Deze band bevindt zich boven de kuitspier en helpt
bij het correct aanbrengen van het hulpmiddel door het contact
tussen het been en het hulpmiddel te realiseren dat nodig is om het
hulpmiddel op zijn plaats te houden.
6. Zet vervolgens de onderste band (D) stevig vast door deze door de
D-ring te steken.
7. Ga verder met de bovenste kruisband (E), die zich net boven de knie
bevindt en maak dan de bovenste band (F) vast.
Opmerking: Als u de bovenste twee banden te strak aandraait, kan het
hulpmiddel gaan migreren.
8. Maak als laatste de anterieure tibiale band (G) goed vast (Abf. 5).
• Als het frame van het hulpmiddel te ver naar voren is geplaatst, maakt
u de anterieure tibiale band los en trekt u de onderste en onderste
banden aan.
• Als het frame van het apparaat te ver naar achteren is geplaatst, maakt
u de onderste en onderste banden los en trekt u de anterieure tibiale
band aan.
40