8.
Onderzoek het werkgebied op draadafrasterin-
gen, stenen en andere massieve voorwerpen
voordat u met de werkzaamheden begint. Zij
kunnen de bladen beschadigen.
9.
Gebruik de heggenschaar alleen als u in goede
lichamelijke conditie bent. Als u vermoeid bent,
kunt u zich minder goed concentreren. Wees met
name voorzichtig aan het einde van de werkdag.
Werk altijd rustig en voorzichtig. De gebruiker is
aansprakelijk voor alle schade toegebracht aan
derden.
10. Alvorens met de werkzaamheden te beginnen,
moet u controleren of de heggenschaar in
goede en veilige staat verkeert. Controleer dat
de beschermkappen stevig gemonteerd zijn.
De heggenschaar mag niet worden gebruikt
voordat deze geheel compleet en afgemon-
teerd is.
Vermijd gevaarlijke omgevingen. Gebruik het
11.
gereedschap niet op vochtige of natte plaatsen
en stel het niet bloot aan regen. Als water bin-
nendringt in het gereedschap, wordt de kans
op een elektrische schok groter.
Persoonlijke-veiligheidsmiddelen
1.
Werkhandschoenen van stevig leer maken
deel uit van de standaard werkuitrusting
van de heggenschaar en moeten tijdens het
werken ermee altijd worden gedragen. Draag
tevens stevige schoenen met antislip zolen.
2.
Draag gehoorbescherming, zoals oorkappen,
om gehoorschade te voorkomen.
3.
Draag een veiligheidsbril, veiligheidshelm en
veiligheidshandschoenen om uzelf te bescher-
men tegen rondvliegend afval en vallende
voorwerpen.
4.
Wanneer u de bladen aanraakt of de hoek van
de bladen verandert, moet u veiligheidshand-
schoenen dragen. De bladen kunnen flinke snij-
wonden veroorzaken in blote handen.
Bediening
1.
Gebruik altijd twee handen om een gereed-
schap te bedienen dat is uitgerust met twee
handgrepen. Als u één hand gebruikt, kunt u de
controle over het gereedschap verliezen waardoor
ernstig persoonlijk letsel kan worden veroorzaakt.
Verzeker u bij bediening van het gereedschap
2.
er altijd van dat de bedieningspositie veilig en
stabiel is. Het is bijzonder gevaarlijk met het
gereedschap te ver te reiken, met name op een
ladder. Werk niet vanaf een wankel of instabiel
iets.
3.
Draag niet meerdere gereedschapsriemen en/
of schouderdraagstellen tegelijkertijd terwijl u
het gereedschap bedient.
4.
Houd tijdens gebruik omstanders en dieren ten
minste 15 meter uit de buurt van het gereed-
schap. Zet het gereedschap uit zodra iemand
dichterbij komt.
5.
Als het snijgarnituur tegen een voorwerp
stoot, of het gereedschap een ongebruikelijk
geluid begint te maken, schakelt u het gereed-
schap onmiddellijk uit, verwijdert u de accu
en laat u het gereedschap tot stilstand komen.
Voer daarna de volgende stappen uit:
•
Inspecteer op beschadigingen.
Controleer op loszittende onderdelen en
•
zet die goed vast.
Laat alle beschadigde onderdelen
•
repareren of vervangen door originele
vervangingsonderdelen.
Gebruik het gereedschap uitsluitend voor het
6.
beoogde doel. Gebruik het gereedschap niet
voor enig ander doel.
7.
Schakel het gereedschap uit en verwijder de
accu alvorens:
•
te reinigen of een verstopping op te
heffen,
•
te controleren, onderhoud uit te voeren of
te werken aan het gereedschap,
•
de werkstand van de messenbladen af te
stellen,
het gereedschap onbeheerd achter te
•
laten.
8.
Verzeker u ervan dat het gereedschap cor-
rect is vastgezet in een daarvoor bedoelde
werkstand voordat u het gereedschap start.
9.
Bedien het gereedschap niet wanneer de mes-
senbladen beschadigd of sterk gesleten zijn.
10. Verzeker u er altijd van dat alle handgrepen
en beschermkappen zijn aangebracht voordat
u het gereedschap gebruikt. Probeer nooit
een onvolledig gereedschap te gebruiken of
een gereedschap waaraan niet-goedgekeurde
wijzigingen zijn aangebracht.
Let altijd goed op uw omgeving en wees
11.
bedacht op mogelijke gevaren waarvan u zich
mogelijk niet bewust bent vanwege het geluid
van het gereedschap.
12. Wees voorzichtig niet per ongeluk een meta-
len afrastering of andere harde voorwerpen
te raken tijdens het gebruik. De bladen zullen
breken en kunnen ernstig letsel veroorzaken.
13. Voorkom onbedoeld starten. Draag het gereed-
schap niet terwijl de accu is aangebracht met
uw vinger op de schakelaar. Verzeker u ervan
dat de schakelaar uit staat voordat u de accu
aanbrengt.
14. Pak de blote messenbladen of snijranden niet
vast wanneer u het gereedschap oppakt of
vasthoudt.
15. Forceer het gereedschap niet. Het gereedschap
werkt beter en met een kleinere kans op letsel op
de manier waarvoor het is ontworpen.
16. Gebruik het gereedschap niet in de regen of
onder natte of zeer vochtige omstandigheden.
De elektromotor is niet waterdicht.
17. Houd tijdens het gebruik het gereedschap
stevig vast.
18. Laat het gereedschap niet onnodig onbelast
draaien.
19. Alvorens de messenbladen te controleren, sto-
ringen te verhelpen of vastgelopen vreemde
voorwerpen uit de messenbladen te verwijde-
ren, schakelt u het gereedschap altijd uit en
verwijdert u de accu.
20. Richt de messenbladen nooit op uzelf of
anderen.
69 NEDERLANDS