8.2.1
Start van de brander (Afb. 31) - (Afb. 32)
D1230
D1231
2915996
Afstelling van de brander
8.2.2
Brander zonder vermogensregelaar RWF
Na de startfase gaat de regeling van de servomotor over op de
afstandsbediening TR die de druk of de temperatuur in de ketel
controleert, punt B.
Als de temperatuur of de druk laag is zodat de afstandsbe-
diening TR gesloten is, verhoogt de brander geleidelijk aan
het vermogen tot de MAX. waarde (deel B-C).
Als dan de temperatuur of de druk verhoogt zodat de TR
open gaat, verlaagt de brander geleidelijk aan het vermo-
gen tot de MIN. waarde (deel D-E). Enzovoort.
De brander valt stil als er minder warmte gevraagd wordt
dan de brander levert bij het MIN vermogen, (deel F-G).
De afstandsbediening TL opent, de servomotor keert terug
naar de hoek 0° beperkt door het contact van de nok
II)(Afb. 30 pag. 23). De luchtklep sluit volledig, om zoveel
mogelijk thermische dispersie te voorkomen.
Bij elke wijziging van het vermogen wijzigt de servomotor auto-
matisch het debiet van de stookolie (drukvariator) en het luchtde-
biet (luchtklep ventilator).
Afb. 31
Brander met de vermogensregelaar RWF
Zie de handleiding van de regelaar.
8.2.3
Als de brander niet wordt ontstoken, wordt hij vergrendeld binnen
5 s door de opening van het ventiel van de stookolie.
8.2.4
Als de vlam toevallig uitgaat tijdens de werking, treedt de ver-
grendeling van de brander binnen 1 sec. in werking.
8.2.5
Verduister de vlambeveilinging en sluit de afstandsbe-
dieningen: de brander moet aanslaan en vervolgens stil-
vallen ongeveer 5 s na de ontsteking.
Belicht de vlambeveilinging en sluit de afstandsbedie-
ningen: de brander moet vergrendelen.
Verduister de vlambeveilinging met de brander in wer-
king: de vlam moet uitgaan en de vergrendeling van de
brander moet binnen 1 s gebeuren.
Open de afstandsbediening TL en vervolgens TS terwijl
de brander in bedrijf is: de brander dient stil te vallen.
Afb. 32
24
NL
Tijdens de werking (Afb. 31)
Geen ontsteking
Uitschakeling van de brander tijdens de
werking
Eindcontroles