Nederlands
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR TERUGSLAG
Probeer geen gat te zagen als u daarin niet getraind
bent. Een gat zagen betekent dat er met de punt van
het zwaard gewerkt moet worden, wat kan leiden tot
terugslaan van de kettingzaag. (Afb. 33)
ALS DE KETTINGZAAG VASTLOOPT
Stop de motor. Til de stam op of verander de positie van
de stam met bijvoorbeeld een dikke tak of koevoet als
hefboom. Probeer de kettingzaag niet los te trekken. Als u
dat toch doet, kunt u de handgreep beschadigen of gewond
raken door de zaagketting wanneer de kettingzaag ineens
losschiet.
ONDERHOUD
Afstellen van de carburateur (Afb. 34)
In de carburateur wordt de brandstof gemengd met lucht. De
carburateur wordt bij het testen van de motor in de fabriek
afgesteld. Afhankelijk van het klimaat en de hoogte kunnen
er verdere aanpassingen nodig zijn. De carburateur heeft
één afstelmogelijkheid:
T = stelschroef stationair toerental.
Afstelling stationair toerental (T)
Controleer of het luchtfi lter schoon is. Wanneer het stationair
toerental correct is afgesteld, zal het snijgereedschap niet
ronddraaien. Als de afstelling aangepast moet worden, kunt
u de T-schroef dichtdraaien (met de klok mee) terwijl de
motor loopt, totdat het snijgereedschap begint te draaien.
Draai de schroef vervolgens open (tegen de klok in) totdat
het snijgereedschap stopt. U heeft het juiste stationair
toerental ingesteld wanneer de motor in alle standen soepel
blijft lopen bij een toerental dat ruim onder het toerental ligt
waarbij het snijgereedschap begint te draaien.
Als het snijgereedschap blijft draaien nadat u het stationair
toerental heeft afgesteld, dient u contact op te nemen met
een door Hitachi erkend servicecentrum.
WAARSCHUWING
Het snijgereedschap mag in geen geval draaien wanneer
de motor stationair draait.
OPMERKING
Raak de instellingen voor hoge snelheid (H) en lage
snelheid (L) niet aan.
Deze zijn alleen bedoeld voor een door Hitachi erkend
servicecentrum.
Als u deze instellingen verdraait, kan dit leiden tot
ernstige schade aan de machine.
Luchtfi lter (Afb. 35)
Het luchtfi lter (41) moet regelmatig vrijgemaakt worden van
stof en vuil om te voorkomen dat:
○ er storingen optreden aan de carbureteur.
○ er startproblemen optreden.
○ het motorvermogen afneemt.
○ de onderdelen van de motor onnodig slijten.
○ het brandstofverbruik abnormaal hoog wordt.
Maak het luchtfi lter elke dag of nog vaker schoon als u in een
stoffi ge omgeving werkt.
Verwijder het deksel van het luchtfi lter (42) en het luchtfi lter
zelf (41).
Was alles in warm sop. Controleer of het fi lter goed droog is
voor u het terugzet. Een luchtfi lter dat geruime tijd gebruikt
is, kan meestal niet meer helemaal schoongemaakt worden.
Het luchtfi lter moet daarom regelmatig vervangen worden
door een nieuw. Een beschadigd of kapot fi lter moet
onmiddellijk vervangen worden.
Bougie (Afb. 36)
De toestand van de bougie wordt negatief beïnvloed door:
○ een verkeerde afstelling van de carburateur.
○ een verkeerde mengsmering (te veel olie in de benzine).
○ een vuil luchtfi lter.
○ zware werkomstandigheden (bijv. kou).
Deze factoren veroorzaken afzettingen op de elektroden van de
bougie, wat kan leiden tot storingen en startproblemen. Als de
motor vermogen tekort komt, moeilijk start of slecht stationair
loopt, controleer dan eerst de bougie. Als de bougie vuil is,
maak hem dan schoon en controleer de afstand tussen de
elektroden. Corrigeer de afstand indien nodig. De juiste afstand
is 0,6 mm. De bougie moet elke 100 bedrijfsuren vervangen
worden, of eerder, als de elektroden weggevreten zijn.
Smeerpunt (Afb. 37)
Maak het smeerpunt voor de kettingsmering (43) zo vaak
mogelijk schoon.
Zwaard (Afb. 38)
Voor u de machine gaat gebruiken, moet u de groef en het
smeerpunt (44) van het zwaard schoonmaken.
Zijkant behuizing (Afb. 39)
Houd de zijkant van de behuizing en de aandrijving vrij van
zaagsel en vuil. Breng regelmatig olie of vet aan om corrosie
te voorkomen, aangezien sommige bomen een relatief hoge
zuurgraad hebben.
OPMERKING
Trek de voorste handbescherming naar uzelf toe en
ontgrendel de rem om de zijkant van de behuizing te
kunnen verwijderen of installeren.
Brandstoffi lter (Afb. 40)
Verwijder het brandstoffi lter (45) van de brandstoftank en
was het zorgvuldig in een geschikt oplosmiddel. Druk het
fi lter daarna weer volledig terug in de tank.
OPMERKING
Vervang het brandstoffi lter (45) als het na verloop van tijd
hard geworden is door stof en vuil.
Kettingsmeringfi lter (Afb. 40)
Verwijder het oliefi lter (46) en was het zorgvuldig in een
geschikt oplosmiddel. Druk het fi lter daarna weer volledig
terug in de tank.
OPMERKING
Vervang het oliefi lter (46) als het na verloop van tijd hard
geworden is door stof en vuil.
Schoonmaken van de koelribben van de cilinder
(Afb. 41)
Als er spaanders tussen de koelribben (47) blijven hangen,
kan de motor oververhit raken en kan het vermogen
afnemen. Om dit te voorkomen, moet u de koelribben en het
ventilatorhuis netjes schoon houden.
Ijsafzetting-preventiesysteem (Afb. 42)
Dit systeem beschermt de carburateur tegen bevriezing
wanneer de machine in de winter wordt gebruikt.
1. Om het ijsafzetting-preventiesysteem te gebruiken, moet
u eerst het deksel van het luchtfi lter (42) verwijderen.
Trek de afsluiter (48) uit de binnenkant van het deksel
van het luchtfi lter en zet het weer terug in de winterstand
door de afsluiter om te keren. (Afb. 42-b) Op deze
manier zal er door de opening (49) warme lucht van de
kant van de cilinder naar de carburateurruimte stromen.
OPMERKING
Wanneer het weer lente wordt en de carburateur niet
meer kan bevriezen, moet u de afsluiter weer terugzetten
in de oorspronkelijke stand. (Afb. 42-a)
Voor langdurige opslag
Tap alle brandstof uit de tank af. Start de motor en laat
deze lopen tot hij vanzelf stopt. Repareer eventuele
beschadigingen. Maak de machine schoon met een schone
doek, of met perslucht. Doe een paar druppels tweetaktolie
in de cilinder via het bougiegat en laat de zuiger een paar
keer op en neer gaan om de olie goed te verdelen.
Dek de machine af en bewaar hem op een droge plek.
52