Een max. lengte is voor EN 353-2 producten niet gedefinieerd.
(lengtespecificaties zie 1.6)
Voor de veiligheid moet voor gebruik altijd een visuele controle
(3.1 - 3.5) en een functiecontrole worden uitgevoerd. Daartoe het
opvangapparaat aan de kabel naar boven leiden en snel naar
beneden trekken. Het moet naar boven gemakkelijk meelopen en naar
beneden onmiddellijk blokkeren.
Voor gebruik de karabijnhaak van de kabel aan een betrouwbaar
bevestigingspunt met een minimale belastbaarheid van 12 kN (bijv.
conform EN 795, DIBt, ANSI...) bevestigen.
De karabijnhaak van het opvangapparaat aan een, met „A"
gemarkeerd opvangoog van de opvanggordel (bijv. EN 361)
bevestigen. Er wordt aangeraden het voorste opvangoog te gebruiken.
Slappe kabel vermijden (vooral tijdens de eerste verticale meters in
acht te nemen, tot voldoende kabelgewicht aanwezig is om de kabel
automatisch op de grond te houden) en verzekeren, dat altijd
voldoende vrije ruimte onder de voeten van de gebruiker aanwezig is,
om raken van de grond of een onderdeel in het geval van een val uit te
sluiten (2.4 + 2.5).
Als het opvangapparaat handmatig afsluitbaar is, moet het vrije
kabeleinde worden vastgezet, om onopzettelijk optillen van de kabel
(vorming van slappe kabel) bij vergrendeld opvangapparaat te
voorkomen.
Het omstellen naar een handbediende vergrendeling mag alleen in een
niet valgevaarlijk bereik plaatsvinden, om een val te voorkomen.
Meelopende opvangapparaten zijn, bij overeenkomstige markering,
ook toegelaten voor horizontaal gebruik. Hierbij moet erop worden
gelet, dat de rand een min. radius van 0,5 mm vertoont (2.7).
Wordt het opvangapparaat bij het gebruik op een dak of een platform
gebruikt en er bestaat geen mogelijkheid het aan een bevestigingspunt
boven de gebruiker te bevestigen, mag het ook aan een
bevestigingspunt naast de gebruiker worden aangeslagen. Er wordt
echter aangeraden, het apparaat zo kort mogelijk in te stellen, zodat
een val over de rand vanaf het begin wordt uitgesloten. In het bijzonder
moet slappe kabel worden vermeden en het gevaar van een slingerval
door zijdelings verplaatsen worden geminimaliseerd (2.6).
Het verbindingsmiddel aan de opvangapparaat mag niet worden
verlengd. Het bevestigingspunt niet overschrijden!
38