Toepassing conform EN 358 verankeringskabel
WAARSCHUWING: Verankeringskabels of veiligheidssystemen zijn
niet geschikt voor opvangdoelen. Ze beperken de bewegingsvrijheid,
zodat het niet tot een val kan komen.
De karabijnhaak van de verankeringskabel aan de zijdelingse
bevestigingsogen (altijd paarsgewijs te gebruiken) van de
veiligheidsgordel (bijv. EN 358) voor werkplekpositionering (2.8/ 2.9)
of een enkel oog als veiligheidssysteem (2.6) bevestigen.
Bij gebruik als veiligheidssysteem moet de karabijnhaak van het vrije
kabeleinde aan een bevestigingspunt worden aangeslagen (2.6).
Het bereiken van de valrand moet worden uitgesloten. Bij gebruik als
verankeringskabel bestaat de noodzaak, extra PSAgA te gebruiken.
LET OP: Bij werken in een valgevaarlijk bereik moet de
veiligheidsgordel altijd een opvanggordel zijn. Wij adviseren ook bij
werkzaamheden met beveiligingsfunctie een opvanggordel te dragen
en om veiligheidsredenen af te zien van het gebruik van enkelvoudige
veiligheidsgordels.
Veiligheidskabels moeten tijdens gebruik (bijv. op hefplatforms (2.10))
zo strak worden ingesteld, dat de bewegingsvrijheid in alle richtingen
op ca. 60 cm is begrensd. Slappe kabel moet worden vermeden. Het
bevestigings-/contactpunt moet zich altijd op of boven de
geleidegordelhoogte bevinden, zodat de verankeringskabel altijd strak
gespannen is en een mogelijke val in de verankeringskabel zo kort
mogelijk uitvalt (2.8 + 2.9).
3.) Controle voor het gebruik (3.1–3.5)
3.1) Visuele controle van het product uitvoeren
3.2) Op dunne plekken en/of rafelingen aan het textiel letten. Indien
voorhanden het product onmiddellijk vervangen/ afvoeren.
3.3) Bij zware beschadigingen moet het product worden vervangen/
afgevoerd.
3.4) Op veilige, correcte vergrendeling van de karabijnhaak letten.
39