Als aansluitkabels mogen alleen kabels
worden gebruikt die niet lichter zijn dan de
volgende rubberen slangen:
H07 RN-F DIN/VDE 0282
Minimale diameter:
tot 25 m lengte: 3 x 1,5 mm²
tot 50 m lengte: 3 x 2,5 mm²
De koppelingen van de aansluitkabel
moeten van rubber zijn of met rubber
bekleed zijn en moeten voldoen aan de
volgende norm:
DIN/VDE 0620
Voedingsspanning en netfrequentie
moeten overeenstemmen met de
specificaties op het typeplaatje of de
specificaties in het hoofdstuk "Technische
gegevens" (
18.).
De voedingskabel moet goed
afgeschermd zijn (
18.).
Dit apparaat is geschikt om aan een
distributienet met een systeemimpedantie
Z
bij het overgangspunt
max
(huisaansluiting) van maximaal 0,47 ohm
(bij 50 Hz) te worden aangesloten.
De gebruiker moet er zich van
vergewissen dat het apparaat slechts op
een distributienet wordt aangesloten dat
aan deze eisen voldoet. Indien nodig kan
de systeemimpedantie bij het lokale
energiebedrijf worden nagevraagd.
11.2 Trekontlasting
Tijdens het werken voorkomt de
trekontlasting het onbedoeld
lostrekken van de aansluitkabel en
daardoor mogelijke schade aan de
voedingsaansluiting op het apparaat.
Hiertoe moet de aansluitkabel door de
trekontlasting worden geleid.
0478 121 9909 H - NL
● Met de aansluitkabel (1) een lus
vormen en door de opening (2)
geleiden.
● Leg de lus over de haak (3) heen en
trek deze aan.
11.3 Grasmaaier inschakelen
De grasmaaier niet in hoog gras
inschakelen. Bij moeilijk starten van
de elektromotor hogere
snijhoogtestand selecteren.
● 1 Startknop (1) indrukken en ingedrukt
houden.
● 2 Motorstopbeugel (2) naar de
duwstang trekken en vasthouden.
● De startknop (1) kan na het bedienen
van de motorstopbeugel (2) worden
losgelaten.
11.4 Grasmaaier uitschakelen
● Motorstopbeugel (1) loslaten. De
elektromotor en het maaimes
komen na een korte uitlooptijd tot
stilstand.
11.5 Wielaandrijving
De grasmaaier ME 545 V is voorzien van
een wielaandrijving.
12
De aandrijfsnelheid kan tijdens het rijden,
zonder de wielaandrijving uit te
schakelen, traploos worden geregeld.
2,4 km/u – 4,0 km/u
Wielaandrijving inschakelen:
● Elektromotor inschakelen.
(
11.3)
● Beugel wielaandrijving (1) naar de
duwstang trekken en houden.
De wielaandrijving schakelt in en de
grasmaaier zet zich vooruit in
beweging.
Schade aan het apparaat
vermijden!
Beugel wielaandrijving steeds
volledig (tot aan de aanslag)
13
indrukken, om gevolgschade aan
de transmissie te vermijden.
Aandrijfsnelheid instellen:
Schade aan het apparaat
vermijden!
Hendel vario-aandrijving (2) alleen
bij draaiende elektromotor
bedienen.
● Rijsnelheid verlagen:
hendel vario-aandrijving (2)
onderweg naar voren drukken.
● Rijsnelheid verhogen:
hendel vario-aandrijving (2)
onderweg naar achteren
trekken.
14
Wielaandrijving uitschakelen:
● beugel wielaandrijving (1)
loslaten. De wielaandrijving
schakelt uit en de grasmaaier blijft
staan. De elektromotor draait verder.
11.6 Grasopvangbox ledigen
Kans op letsel!
Elektromotor vóór het loshaken
van de grasopvangbox
uitschakelen en maaimes tot
stilstand laten komen.
15
Een volle grasopvangbox kan wel
tot 16 kg zwaar zijn.
16
17
81