Het gaspak is voorzien van een zak voor radioapparatuur en
een houder voor de Push-to-Talk-button. Op de zak bevindt
zich de type markering.
De volgende componenten kunnen optioneel aan het gaspak
zijn aangebracht:
Regelventiel PT 120 L:
ventilatie-eenheid voor het aansluiten van externe
luchtbronnen op het koelsysteem in het pak
Op de insteeknippel van het regelventiel wordt een externe
luchtvoorziening (bijv. een luchtslangsysteem of een
ademluchttoestel) aangesloten. De lucht wordt via het
regelventiel in het gaspak gevoerd. In het gaspak zijn
luchtgeleidingsslangen op het regelventiel aangesloten die
de volumestroom van de beluchting in het pak verdelen.
Bretels:
voor het aanpassen van de lengte van het pak
Gebruikersidentificatienummers:
om de ingezette teams eenvoudiger te herkennen
Een markering met een watervaste stift is mogelijk, maar
wordt niet aanbevolen.
3.1
Beoogd gebruik
Het
gaspak
beschermt
aerosolvormige en vaste gevaarlijke stoffen en tegen
besmettelijke agentia. Bovendien beschermt hij tegen
incorporatie van radioactieve stoffen.
Het gaspak kan bijvoorbeeld bij ongevallen met gevaarlijke
stoffen of het reinigen van tanks worden gebruikt.
3.2
Beperkingen aan het beoogd gebruik
Voor bepaalde chemicaliën gelden beperkingen voor wat de
gebruikstijd betreft. Deze is afhankelijk van de concentratie, de
toestand van het toestel en van de omgevingsvoorwaarden.
Hitte en open vuur vermijden. Het gaspak is niet geschikt voor
de brandbestrijding. Voor meer informatie over mechanische
en chemische bestendigheid en temperatuurbestendigheid,
zie hfst. 9 op pagina 94.
Het gaspak biedt geen bescherming tegen de straling van
radioactieve deeltjes of tegen stralingsschade.
Het gaspak mag niet worden gebruikt als het beschadigd of
versleten is.
3.3
Toelatingen
Het gaspak is toegelaten conform:
EN 943-1:2015 en EN 943-2:2002
EN 14126:2003+AC:2004:1b-ET-B
BS 8467:2006:categorie B
EN 1073-1: 2016+A1:2018:IL: klasse 3,
nominale protectiefactor 10000
(alleen Dräger CPS 7800 met ventilatie-eenheid)
EN 1073-2: 2002:IL: klasse 2, nominale protectiefactor 50
(alleen Dräger CPS 7800 zonder ventilatie-eenheid)
EN 14593-1:2018
(alleen Dräger CPS 7800 met ventilatie-eenheid)
EN 14594:2018
(alleen Dräger CPS 7800 met ventilatie-eenheid)
ISO 16 602:2007+Amd 1:2012
SOLAS II-2, reg. 19, consolidated edition 2004
TP TC 019/2011
(EU) 2016/425
Dräger CPS 7800
tegen
gasvormige,
vloeibare,
AANWIJZING
i
i
De normen volgens welke het gaspak toegelaten is,
zijn op het typeplaatje met een punt gemarkeerd.
De veiligheidslaarzen van nitril zijn in overeenstemming met
de volgende normen en richtlijnen toegelaten:
EN ISO 20345:2011
EN 15090:2012
Conformiteitsverklaring:
zie
www.draeger.com/product-certificates
De bestendigheid van het gaspak is getest conform
IEC 60093. Hieruit volgt dat het gaspak mag worden gedragen
op
plaatsen
waar
explosiegevaar
handschoenen
niet
over
afleidende eigenschappen beschikken, moeten geleidende of
dissipatieve voorwerpen worden geaard als een gevaarlijke
elektrostatische oplading door de werkzaamheden niet kan
worden uitgesloten (bijv. tijdens het vullen en legen van stalen
vaten).
3.4
Geteste persoonlijke
veiligheidsuitrusting
VOORZICHTIG
!
De volgende combinaties van veiligheidsuitrusting zijn
door Dräger getest en toegelaten.
Indien andere combinaties moeten worden toegepast,
dient de gebruiker te controleren of deze kunnen
worden gebruikt.
3.4.1
Volgelaatsmaskers bij uitrusting met
gelaatsmanchet
Dräger FPS 7000
Panorama Nova
Dräger X-plore 6000 EPDM
3.4.2
Ademluchttoestel
PA 90
PSS 100
PSS 3000
PSS 4000
PSS 5000
PSS 7000
3.4.3
Kringloop-ademluchttoestellen
PSS BG 4 PLUS
3.4.4
Luchtslangsystemen
Abil
PAS Lite
PAS Micro
PAS Colt
PAS Colt Harness
PAS X-plore
3.4.5
Ademautomaten
alle ademautomaten van de PSS-serie
Beschrijving
heerst.
Omdat
voldoende
elektrostatische,
de
85