7.3. Peak Hold
Meetbereik: mV, V, mA, A.
Koppelingssoort: AC, DC.
In de Peak-Hold functie (opslag in het geheugen van piekwaardes) moet ten
aanzien van de gespecificeerde nauwkeurigheid rekening worden gehouden
met een afwijking.
+ (± 0,7% + 20 digits) voor aangegeven waardes van 20 % - 100 % van de
eindwaarde van het meetbereik, minimale impulsbreedte: 0,5 ms
+ (± 0,7% + 30 digits) voor aangegeven waardes van 50 % - 100 % van de
eindwaarde van het meetbereik in het 2 V – meetbereik.
8.
Meten met de BENNING
8. Voorbereiden van de metingen.
Gebruik en bewaar de BENNING MM 11 uitsluitend bij de aangegeven werk- en
opslagtemperaturen. Niet blootstellen aan direct zonlicht.
-
Controleer de gegevens op de veiligheidsmeetsnoeren ten aanzien van
nominale spanning en stroom. Origineel met de BENNING MM 11 meege-
leverde snoersets voldoen aan de te stellen eisen.
-
Controleer de isolatie van de veiligheidsmeetsnoeren. Beschadigde meet-
snoeren direct verwijderen.
-
Veiligheidsmeetsnoeren testen op correcte doorgang. Indien de ader in het
snoer onderbroken is, het meetsnoer direct verwijderen.
-
Voor dat met de draaischakelaar een andere functie wordt gekozen, die-
nen de meetsnoeren van het meetpunt te worden afgenomen.
-
Storingsbronnen in de omgeving van de BENNING MM 11 kunnen leiden tot
instabiele aanduiding en/of meetfouten.
8.2 Spannings- en stroommeting
Let op de maximale spanning t.o.v. aarde.
Gevaarlijke spanning.
De hoogste spanning die aan de contactbussen:
-
COM-bus
-
Bus voor V, Ω, Hz, °C,
-
Contactbus voor µA-bereik en de
-
Contactbus voor 10 A-bereik
van de BENNING MM 11 ligt t.o.v. aarde, mag maximaal 1000 V zijn.
Gevaarlijke spanning:
Spanning in het circuit bij stroommeting maximaal 600 V. Bij
smelten van de zekering boven 600 V kan het apparaat worden
beschadigd. Een beschadigd apparaat kan onder spanning
komen te staan.
8.2.1
Spanningsmeting
-
Kies met de draaiknop de gewenste instelling (V) van de
BENNING MM 11.
-
Kies met de blauwe toets van de BENNING MM 11 de te meten span-
ningssoort, gelijk- (DC) of wisselspanning (AC).
-
Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus van
de BENNING MM 11.
-
Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, Ω, Hz, °C,
van de BENNING MM 11.
-
Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit en lees de gemeten waarde af in het display van de
BENNING MM 11.
Zie fig. 2:
Zie fig. 3:
8.2.2
Stroommeting
-
Kies met de draaiknop het gewenste bereik en instelling (mA of A) van de
BENNING MM 11.
-
Kies met de blauwe toets van de BENNING MM 11 de te meten stroom-
soort, gelijk- (DC) of wisselstroom (AC).
-
Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus van
de BENNING MM 11.
-
Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus µA-bereik
voor stromen tot 200 mA danwel in de contactbus 10 A-bereik voor stro-
men vanaf 200 mA tot 10 A, van de BENNING MM 11.
-
Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit en lees de gemeten waarde af in het display van de
BENNING MM 11.
09/ 2007
meten van gelijkspanning
meten van wisselspanning
B ENNINGMM11
5