6. Beschrijving van de werking
Lassen met high-performance lasmondstukken:
De lasvlam moet in principe neutraal branden (de mengverhouding van de gassen is in balans) en
de grootte van de vlam moet aangepast zijn aan de materiaaldikte, de lasvorm, de laspositie en de
thermische geleidbaarheid van het materiaal.
Voor het lassen van staal met grotere materiaaldikte moet u beide ventielen ver opendraaien en
voor het lassen van staalplaten met kleinere materiaaldikte moet u de ventielen iets dichtdraaien.
Materiaal en lasstaaf voorverwarmen. Zodra het metaal aan weerszijden van de naad begint te
smelten, lasstaaf bijvoegen. Let erop dat de lasplek gelijkmatig wordt verhit.
Brander in halfcirkelvormige bewegingen om de lasstaaf leiden.
Hardsolderen:
De verbindingsvlakken moeten ontbraamd en metaalblank (vuil- en oxidevrij) gemaakt worden, bijv.
met de metaalvrije ROVLIES® reinigingspads (art. nr. 45268). Soldeerplek verwarmen. De punt van
de soldeerstaaf op de soldeerplek plaatsen, een druppel van het soldeersel laten smelten en met
een continue beweging van de vlam verspreiden.
7. Transport en opslag
Voor het transport moeten de drukregelaars altijd van de cartouches gedemon-
teerd worden. Uitsluitend op een goed geventileerde plaats demonteren, bij
voorkeur buiten.
Na voltooiing van de soldeerwerkzaamheden: Sluit de ventielen op de brander en op de beide
drukregelaars. Om de resterende hoeveelheid gas uit de slang te laten ontsnappen, opent u de
ventielen op de brander opnieuw. Daarmee heft u de druk in de slangen op. Vervolgens sluit u de
ventielen op de brander weer.
Demonteer de drukregelaars van de cartouches. De veiligheidsvoorzieningen, slangen en de bran-
der kunnen met elkaar verbonden blijven.
Beveilig het apparaat tegen omvallen en wegglijden. Opslag en transport alleen met staande
cartouches.
8. Montage
Montage uitsluitend op een goed geventileerde plaats uitvoeren, bij voorkeur bui-
ten. Alle aansluitingen moeten worden vast- of losgedraaid met de bijgeleve
de sleutels. Controleer middels lekdetectiespray (bijv. ROTEST, art. nr. 65000)
of zeepsop, of alle componenten gasdicht aangesloten zijn.
A Vergewis u ervan dat alle ventielen gesloten zijn voordat u met de werkzaamheden begint.
B Kies een geschikt high-performance lasmondstuk (zie tabel lasinzetstuk) en schroef deze vast op
de brandermengpijp. De lasmondstuk-houder dient voor het vastdraaien van de verbinding.
C Schroef de brandermengpijp middels de wartelmoer op de handgreep vast. Als alternatief schro
eft u het buigzame lasmondstuk op dezelfde manier op de handgreep vast.
D Schroef de slangen vast op de handgreep. De zuurstofleiding (blauw) heeft een standaard recht-
se schroefdraad, de MAPP®-gasleiding (oranje) een linkse schroefdraad.
E Schroef de twee veiligheidsvoorzieningen vast op de slangen.
F Schroef de twee veiligheidsvoorzieningen vast op de drukregelaars.
G Schroef de cartouches in de drukregelaars. Houd daarbij de betreffende drukregelaar vast en
draai alleen de cartouche. De MAPP®-cartouche heeft een standaard rechtse schroefdraad, de
zuurstof-cartouche heeft een linkse schroefdraad. Let erop dat het vastschroeven van de cartou-
ches zonder geweld en soepel gaat. Bij schade door scheef inschroeven vervalt de garantie.
H Klem de cartouches in het frame.
9. Inbedrijfstelling
9.1 Brander ontsteken
Controleer middels lekdetectiespray (bijv. ROTEST, art. nr. 65000) of zeepsop, of
alle componenten gasdicht aangesloten zijn. Na het openen van het gasventiel
moet u het gasmengsel onmiddellijk aansteken omdat er anders een zachte knal
kan ontstaan. Let erop dat de ruimte goed geventileerd wordt.
A Vergewis u ervan dat alle ventielen gesloten zijn voordat u met de werkzaamheden begint.
B Open het ventiel van de zuurstof-drukregelaar.
C Open het ventiel van de MAPP®-drukregelaar.
NEDERLANDS
35