16.8 MOTOR BESCHERMINGS GAAS
Deze dient U periodiek te controleren.
16.9 MOTOR OLIE FILTER
Raadpleeg de gebruikershandleiding of het onderhoudsboekje van de motor.
Verwijder het waterdichte schot A, alvorens de filter van de motorolie te handhaven.
16.10 LUCHTFILTER
16.11 BANDEN SPANNING
Wanneer de voorwielen van de machine niet dezelfde bandenspanning hebben, bestaat er de mogelijkheid dat
de messen het gras op verschillende hoogte maaien.
16.12 V-SNAAR SPANNINGS REGELAAR
- Na de eerste 5 tot 10 uur werken dient U de aftakas V-snaren af te stellen op de juiste spanning.
1) Zet de aftakas uit en markeer met een vilt stift de positie van de trekstang (Fig. 56/1).
2) De aftakas inschakelen en controleer of de op Fig. 56/2 gemarkeerde waarde 10-12 mm bedraagt. Wanneer
dit niet het geval is bouten A en B (Fig. 56/3 en 56/4) aandraaien.
Let op de afmeting van het cilinder oog.
16.13 REINIGEN VAN DE MACHINE
16.14 CONTAINER KANTEL CYLINDER VET NIPPEL
Met hoogleegkiepinstallatie.
16.15 CONTAINER KANTEL CYLINDER VET NIPPEL
Zonder hoogleegkiepinstallatie
16.16 AANDRIJFAS VETNIPPELS
16.17 PEDAAL SMERING
Zie onderhoudstabel
16.18 HYDRAULIC FILTER
16.19 TRANSMISIE OLIE VERVANGEN OCH HYDRAULSYSTEM
16.20 HST. AANDRIJVING EN HYDRAULISCH SYSTEEM OLIE PEIL
16.21 TRANSMISIE EN MAAIDEK OLIE PEIL
Zie cijfer 16.8
Zie cijfer 16.9
Zie cijfer 16.10
Zie cijfer 16.11
Zie cijfer 16.12
Zie cijfer 16.13
Zie cijfer 16.16
Zie cijfer 16.17
Zie cijfer 16.18
Zie cijfer 16.14
Zie cijfer 16.15
Zie cijfer 16.19
Zie cijfer 16.20
Zie cijfer 16.21
NL
115